Altijd weg, Nooit Niet thuis
Altijd weg, Nooit Niet thuis
  • Home
  • Blog

Maak jouw eigen website met JouwWeb

En.. terug naar het zuiden  8 tot 12 maart 2025

Zaterdag 8/3/2025

Gisteren hebben we mogen genieten van het gezellige verjaardagsfeestje voor ons Juliette. Ze had de ganse familie uitgenodigd voor een stukje taart en echte frietjes van de frituur ( met de onvermijdelijke niet dieet vriendelijke maar o zo lekkere bijhorende frituur-snacks ). Een uitmuntende rode wijn uit de kelder van opa Wouwou kwam onze spijsvertering alleen maar ten goede. 

In de loop van de dag hadden we onze camper al reis-klaar gemaakt. Het mooie zonnige weer dat gedurende enkel dagen in onze contreien heerst, zorgt ervoor dat we ons een klein beetje in het warme zuiden wanen.

Niet dat we erg gehaast zijn, maar om 7.15 uur wordt de motor van onze Luigi al gestart, na een huiselijk ontbijt. 

Rijdend richting Geraardsbergen krijg ik op het dashboard de melding te lezen dat de wegen mogelijk glad kunnen zijn. Bij een povere 3 graden Celsius zien we links van ons boven de einder een felgele zon opstijgen, als voorbode voor een warme zomerse dag. Gisteren beleefden we met een temperatuur van 18,3 gr de warmste 7 maart sinds de temperatuurmeting. Voor vandaag werd door de weervrouw 19 graden voorspeld ( wat er zelfs 20 zullen worden waarbij er weer maar eens een dagrecord sneuvelt ). 

Weinig verkeer waardoor het rustig en ontspannen rijden is. Het vroege uur en de weekend modus zullen hier niet vreemd aan zijn. 

Rond 10.00 uur houden we, na de landsgrens met Frankrijk overschreden te hebben, een sanitaire stop in Aire des Ardennes in Woinic. Blijkbaar is hier net voor ons een toeristenbus gestopt waarvan de ganse inhoud terug te vinden is in aanschuifrijen voor de toiletten. Onze plas zullen wij straks wel in de camper doen. Voor een koffie met chocoladekoek nemen we even tijd. 

Aan de ingang van het service station daagt een reuzegroot everzwijn staand op een heuvel ons uit tot het nemen van een eerste selfie van deze reis. Een uitdaging waaraan we met veel plezier toegeven.

Voorbij Chaumont stoppen we rond 13.00 op het marktplein van Hudelet Hervé voor een snelle hap in onze camper.

Vanaf hier rijden we lange tijd van de ene departementsweg naar de andere doorheen het uitgebreide Parc National de Forêt. Zo goed als geen verkeer. Ontspannen rijden. Ware het niet dat we de inhoud van dieseltank zienderogen zien slinken. Geen benzinestations in de weide omgeving te bespeuren. Net wanneer een waarschuwingslampje op het dashboard het alarmpeil aangeeft bereiken we het stadje Selongey, alwaar we een tankstation opmerken. Misschien in de toekomst toch iets vroeger beginnen uitkijken voor het bijvullen van onze noodzakelijke aandrijf-energie. 

Ons doel voor vandaag is Dijon. Deze stad en het nabij gelegen Champmol, worden meerdere malen geciteerd door Bart Van Loo in zijn boek over de De Bourgondiërs. Graag willen we er enkele door hem vernoemde kunstwerken opzoeken die onze verre voorvaderen daar hebben nagelaten.

Op wandelafstand van de stad bevindt zich een camping met annex een camperplaats. Wanneer we aankomen bij Camping du Lac Kir staan we voor een gesloten poort. De camping blijkt niet (meer) operationeel.

Een tiental km zuidwaarts, in het dorpje Marsannay-la-Côte zouden er volgens onze informatie enkele camperplaatsen beschikbaar zijn. Wanneer we daar aankomen, bemerken we dat die gesitueerd zijn op een grote gemeentelijke parking die momenteel, wegens een aan de gang zijnde evenement voor alle verkeer is afgesloten. 

Wat naarstig opzoekwerk leert ons dat Nuits-Saint-Georges, een stadje beroemd om zijn bourgogne wijnen, enkele camperplaatsen aanbiedt. Op hoop van zegen rijden we daar naar toe, een half uur verder. 

Bij het benaderen van het stadje verzeilen we in een file. Stapvoets bereiken we rond 17.00 uur het centrum dat overspoeld is van het volk. Een lokale loopwedstrijd heeft een massa volk naar hier gelokt. Hier een vrije camperplaats vinden, kunnen we wel vergeten. 

Een uur verder zuidwaarts ligt Chalons-sur-Saone, een wat grotere stad waar een camperplaats van de keten ‘Pass-Etapppes’ te vinden is. We hebben geen andere keuze dan verder te rijden tot daar.

Rond 18.00 uur gaat de bareel aan de ingang van die camperplaats in Saint-Marcel, een gehucht van Chalons, voor ons open. Voor 13,5 Euro kunnen we hier overnachten en krijgen we toegang tot alle services. 611 km staan er vandaag op de kilometerteller. Als je het mij vraagt, meer dan genoeg voor één camperreisdag. 

Behoefte aan wat beweging doet ons wandelen naar het stadscentrum. Om dat te bereiken moeten we niet minder dan drie bruggen overgaan. Via de eerste twee bereiken we het eiland Ile Saint-Laurent dat midden in de Saône is gelegen. De talrijke stemmige eetgelegenheden die zich hier bevinden ogen (voorlopig) nog zo goed als leeg. Het waterzonnetje dat ons aanvankelijk nog vergezelt, laat ons algauw in de steek. Het is zeer rustig in het stadscentrum, om niet te zeggen dat het er eerder doods aanvoelt. Een beetje sfeer bemerken we op het pittoreske Saint-Vincent pleintje, gelegen voor de kathedraal, waar de terrasjes enigszins bevolkt zijn. Met zicht op de voorgevel en de twee torens van de imposante kathedraal Saint-Vincent, krikken we onze moraal wat op met twee Chablis wijntjes. Een snel opkomende koelte dwingt ons om al terug te keren naar onze camper. Ondertussen is het pikdonker.

Eens terug in de camper weet Marleen het koudegevoel te verdrijven met een lekkere warme fricandon met kriekjes en gebakken patatjes. 

Zondag 9/3/2025

Zeven uur. Half bewolkt. Vijf graden. Wat elektrische verwarming is meer dan welkom. 

Ter hoogte van een wolkenloze oostereinder, mogen we getuige zijn van een mooie zonsopgang. 

Gisteren avond hoorden we wel wat lawaai van voorbij rijdende auto’s. De parking is immers gelegen naast een grote invalsweg die loopt over de vlakbij gelegen brug over de Saône.

Na lozen van grijs en zwart water, vertrekken we rond 8.35 uur. 

Het is slechts een uur rijden om Cluny te bereiken. Een bezoek aan deze stad en vooral zijn abdij, staan op ons verlanglijstje omdat ze eveneens meermaals vernoemd worden door Bart Van Loo in zijn Bourgondisch kader.

Er is plaats voor zes campers op de officiële camperparking, gelegen vlakbij een manege en het historische centrum. Gelukkig zijn er nog drie vrije plaatsen. Een ticket van 11 Euro geeft ons   24 uur recht op een plek en op gebruik van elektriciteit. 

De stad en zijn abdij zijn met mekaar verweven. Maar het hoogtepunt is een bezoek aan de abdij zelf. Toegang daarvoor krijgen we na betalen van 11 Euro (pp) en 3 Euro voor de audiogids. 

Van de grootste abdij die tijdens de middeleeuwen werd gebouwd, opgericht door Willem 1 van Aquitanie, is er haast niets meer over. Alleen nog een oude klokkentoren in de stad. Een zeer didactische filmvoorstelling maakt ons duidelijk hoe de abdij door de eeuwen is gegroeid en  welke oorspronkelijke delen er tot vandaag nog zijn overgebleven. De orde van Cluny werd in 910 opgericht als reactie op de wanorde en de corruptie die was ontstaan door de vermenging van de wereldlijke en de kerkelijke macht, een machtsstrijd tussen geestelijkheid en adel. De  kloosterorde legde de nadruk op de regel van Sint Benedictus ( gehoorzaamheid, nederigheid en gemeenschappelijk leven ). ‘Ora et Labora’ is zijn bekende leuze. De kloosterorde had indertijd een zeer grote autonomie. Cluny fungeerde als moederabdij. Door de eeuwen heen hebben in de abdij van Cluny 3 kerken gestaan die telkens moesten wijken voor een grotere. De laatste kerk was de grootse ter wereld tot de bouw van de Sint Pietersbasiliek. De bouw gebeurde onder leiding van abt Hugo van Cluny. Cluny is de moederabdij van meer dan 1000 kloosters en is de hoofdzetel van de grootste kloosterorde van het Westen : de orde van Cluny.

Monniken treffen we hier heden ten dage niet meer aan. Sinds 1794 wonen die er niet meer. Tijdens de Franse Revolutie werd de abdij immers opgeheven, zoals alle kloosterordes, en de gebouwen grotendeels vernietigd. 

Vandaag vinden we in de gerestaureerde kloostergebouwen studenten die een tweejarige ingenieursopleiding volgen. De school heet officieel de ‘Ecole des Arts et Métiers’.

We verlaten Cluny rond 13.00 uur na een korte lunch in de camper. 

Het is onze bedoeling om vandaag de stad Roanne te bereiken om daar te overnachten.

Hoewel het slechts een 100 tal km rijden is, doen we er toch twee en een half uur over. Dit door de kronkelende departementswegen die ons zelfs over enkele cols sturen ( o.a. col de la Croix d’Auterre op de D 987 ). Snel gaan we niet vooruit, maar we krijgen wel mooie vergezichten  voorgeschoteld.

Aankomst op de air de camping car om 15.30, gelegen tussen de Loire en het ‘canal de Roanne  à Digoin’ dat eertijds de scheepvaart op de Loire moest bevorderen maar nu eerder dienst doet  als aanlegplaats voor pleziervaartuigen. Tien kampeerplaatsen zijn voorzien. Voor 10 Euro krijgen we een standplaats met uitzicht op de plezierhaven en de overliggende Quai Commandant Lherminier. Voor eventuele services moet worden bijbetaald.

Ondanks het minder goede weer, wandelen we toch langsheen de kade richting de binnenstad. 

Historisch had Roanne een zeer gunstige ligging. Het Gallo-Romeinse dorp lag op een kruispunt van Romeinse wegen en aan de Loire, belangrijk voor de scheepvaart. In de middeleeuwen lag de stad aan de Koninklijke weg van Parijs naar Lyon en Italie. Tot 1858 had Roanne de tweede drukste binnenhaven van Frankrijk. In de 19de eeuw ontwikkelde zich een grote textielindustrie waardoor het aantal inwoners vervijfvoudigde. Maar vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw trok de textielindustrie weg uit de stad. Wandelend door de straten zijn er nog verschillende historische monumenten en religieuze gebouwen te bewonderen. 

De plezierhaven blijkt het vertrekpunt te zijn van verscheidene wandel- en fiets-paden.

Donkere wolken en beginnende neerslag doen ons sneller dan gehoopt terugkeren naar de camper.

Dit blijkt geen slechte beslissing te zijn geweest. Gedurende de ganse (voor)avond krijgen we  immers nog bakken regen over ons heen. 

Een heerlijke Hello-Fresh bereiding ( spinaziestoemp met biefstuk ) brengt welkome gezelligheid in onze warme woonwagen. 

Maandag 10/3/2025

Vermits we enkel ons grijs water kunnen/moeten lozen kunnen we vroeg vertrekken ( 8.30 uur ).

Is het jullie opgevallen dat we tijdens gans onze heenreis nog geen ‘mooie Franse dorpjes’ bezocht hebben ? 

 

Vandaag gaan we daar verandering in brengen. Op ons reisplan staat immers ‘La Chaise-Dieu’ geprogrammeerd, een mooi dorp dat staat aangestipt met twee sterren in de gids van Lannoo en zelfs met drie op de overzichtskaart van Michelin. Vertrekken doen we aldus met hoge verwachtingen. Een afstand van slechts 120 km moet daarvoor worden overbrugd, maar een snelle verbindingsweg ernaar toe, blijkt niet voor handen. 

 

Rond 11.00 uur bereiken we het dorp. Net voor het centrum, parkeren we gratis op een braakliggende plein dat geacht wordt dienst te doen als parking voor bezoekers.

Een warme regenjas is niet overbodig wanneer we op verkenning gaan naar het dorp met zijn beroemde benedictijnen abdij.

Slechts een 600 tal inwoners wonen rond de granietstenen abdijkerk met indrukwekkende afmetingen ( 76 lang, 24 m breed, 18 m hoog ). Na amper 8 jaar bouwen was ze klaar in 1352. Ze straalt dezelfde grandeur en soberheid uit als haar oprichter Clemens VI. Twee symmetrische klokkentorens verrijzen op de westgevel. De grote trappen voor de kerk, dalen af naar een aflopend plein met een 17de eeuwse fontein. Tijdens festivals, die hier zomers worden georganiseerd, zitten ze vol met bezoekers. 

Het interieur van de kerk is adembenemend. Het grote middenschip, de symmetrische zijbeuken, een schitterende orgelkast. Rond het koor zijn 144 koorstoelen uit de 15de eeuw te bewonderen. In het midden van het koor staat de graftombe van Clemens V. 

In de zijbeuk is de beroemde muurschildering van de ‘Danse Macabre’ te bekijken, 26 m lang. In drie panelen worden de groten der aarde afgebeeld naast de doden die zij ooit zelf zullen worden en door wie zijn ten dans worden uitgenodigd. 

We mogen ons gelukkig achten dat de kerk vandaag toegankelijk is. De abdij zelf is immers gesloten op maandag. Nog even meegeven dat midden de 12de eeuw La Chaise-Dieu de op twee na grootste kloosterorde was van Frankrijk. 

Verder valt er voor het moment weinig te beleven in het dorp. Bij de bakker kopen we een knapperige baguette die we nuttigen in de camper voor we vertrekken rond 12.15 uur.

In ‘La Canourgue’ heeft Marleen een Pass-Etappe camperplaats gevonden, waarvoor we 161 km zuidwaarts moeten rijden. Via de A 75 bereiken het stadje na een dikke twee uur rijden. De splinternieuwe camperplaats is slechts een tiental km van de autostrade afgelegen. Alle diensten zijn inbegrepen voor 12,5- Euro. Zeer rustige plek dichtbij het stadscentrum, op de oever van een kabbelend riviertje, de ’Urugne’, die een tweetal km verderop uitmondt in de ontstuimerige rivier, de Lot. 

Rond 15.30 gaan we op verkenning naar het middeleeuwse stadje ( 15 minuten stappen ) dat ook wel klein Venetie van de Lozère wordt genoemd. In de middeleeuwen werkten meer dan 20 watermolens op de Urugne voor productie van meel, parelgort, olie uit noten en ook voor de wolnijverheid die bloeide vanaf de 16de eeuw. Vandaag leven de inwoners ( +- 2000 ) vooral van toerisme. Niet alleen het historische centrum van de stad, maar ook de prachtige omgeving is een aantrekkingspool voor outdoor-aktiviteiten, zoals wandelen, fietsen, jagen en vissen. 

Vandaag, maandag is het lot ons niet goed gestemd. Geen enkel horeca etablissement blijkt  hier open te zijn zodat we ons genoodzaakt zien om weer te keren naar de camper, in de gietende regen. 

Wie zong ooit “We don’t like mondays “? Wij begrijpen hem !!

We laten het niet aan ons hart komen. In een warme camper genieten we van een heerlijke spaghetti bolognaise ‘de la mama’. Tijdens het eten overschouwen we onze goed gevulde dag, die we traditiegetrouw afsluiten met het bekijken van een zoveelste aflevering van ‘thuis’. 

Dinsdag 11/3/2025

Buitentemperatuur 3 gr om 7.00 uur. Wat ochtendlijke verwarming in de camper is weer maar eens meer dan welkom.

We nemen onze tijd om vuil water te lozen en om proper water bij te vullen (het omgekeerde zou dom zijn).

Rond 9.00 uur vertrekken we. Na 10 minuten voegen we in op de A 75 richting zuiden.

Zowat de ganse voormiddag rijden we in de regen. Door ter hoogte van Milau de allombekende  sierlijke brug te nemen (kostprijs +- 20 Euro) en niet het dal in te rijden, winnen we een uur tijd en besparen we een niet geringe hoeveelheid brandstof. 

In een moment van onoplettendheid ( wat niet zou mogen gebeuren ) neemt de chauffeur van dienst ( ikzelf dus ) in Beziers de betalende autoweg richting Perpignan. In het verleden verlaatten we net voor de stad de ‘péage’. Niet nu dus. Het zij zo. Het voordeel is dat we nog zo snel opschieten bij de minder goede weersomstandigheden . 

Koffiestop in Aire de Narbonne. Het doet deugd om even de benen, armen, rug, … te kunnen strekken en het hoofd te mogen buigen.

Wegens de aanhoudende slechte weersvooruitzichten besluiten we om vandaag niet eerder te stoppen dan wanneer we op Spaanse bodem vertoeven. 

Zullen we Gerona (Girona in het Catalaans) nog eens bezoeken ? Het moet ongeveer 15 jaar geleden zijn dat we in die stad rond liepen.

Rond 13.00 uur stoppen we ( bij droog weer !! ) bij de Area Autocaravanes Gironafalta, een zeer grote officiële camperplaats aan de rand van de stad gelegen. Gratis. Geen elektriciteit, wel mogelijkheid tot lozen en water bijvullen. 

Met de fiets bereiken we in twintig minuten het centrum van de stad ( +-100;000 inwoners ). Een warme regenjas is nog steeds geen overbodige luxe. We parkeren de fietsen, goed verankerd, bij het officina de turismo, gelegen aan de Rambla de la Libertad, bekend van zijn talrijke winkels en cafés. Een stadsplan gidst ons langsheen de bezienswaardigheden. De pastelkleurige huizen langs de oever van de rivier, Riu Onyar kunnen we het best bewonderen vanaf één van de vele bruggen. De Puente de les Peixaterias, een rode metalen brug, ontworpen door Gustav Eifel, leidt ons naar de Plaza de la Independencia, een verkeersvrij  19de eeuwse plein met vele terrasjes.

Tijd voor een rustpauze en een koffietje nemen we gezeten onder één van de sfeervolle arcadebogen, terwijl we een hevige regenvlaag laten overtrekken . 

Terug op de andere oever betreden we de Joodse wijk. In de 12de en 13de eeuw kende de stad een grote Joodse gemeenschap waardoor Gerona een van de mooiste en grootste Joodse wijken van Europa had. Met de Spaanse inquisitie in 1492 kwam daaraan een einde toen alle Joden uit het land werden verdreven. 

Via een doolhof van kleine straatjes, trappen en pleintjes, komen we aan de kathedraal van Santa Maria. De westgevel, die toornt boven een immense trappenpartij (90 treden) is gebouwd in zuivere Catalaanse barokstijl. De rest is opgetrokken in Gotische stijl. Binnen in de kerk  bewonderen we het schip dat dateert van 1416 en zowaar het breedste in de christelijke wereld zou zijn.

Het combiticket dat we aan de kathedraal kochten, laat ons toe om ook een bezoek te brengen aan de basiliek.

De basiliek van Sant Feliu, met zijn slanke klokkentoren, stamt uit de 14de eeuw en is de andere opvallende kerk in de skyline van Girona. De kerk is gebouwd boven de tomben van de H. Felix en Narcissus, beide beschermheiligen van de stad. Bij het altaar bevinden zich 8 Romeinse sarcofagen.

 

De nabij gelegen Arabische baden dateren van 1194. Ze stammen dus niet uit de periode van de Moorse overheersing, maar zijn gebouwd naar het voorbeeld van de oude Arabische badhuizen. Diverse ruimtes ervan zijn deskundig gerestaureerd en geven ons een beeld over hun gebruik eertijds. 

Met een wandeling op de stadsmuren, oorspronkelijk gebouwd door de Romeinen, krijgen we een mooi uitzicht over de stad ; we lopen langs de verschillende torens van de stadsmuur. 

Oeps. De energiemodus van ons beider mobieltjes staat ondertussen in alarm fase. Vermits we  google maps nog nodig hebben om straks de camper terug te vinden, lijkt het ons raadzaam om ze even uit te schakelen. Zonder twijfel hebben we meer dan genoeg foto’s verzameld van deze bezienswaardige stad. 

Een opkomend hongergevoel doet ons terugkeren naar de terrasjes van het gezellige Plaza Independencia. 

Op een buitenterras, weliswaar met een warmtestraler boven ons hoofd, genieten we nog na van deze mooie dag. En hoe kunnen we dat beter doen dan met een glas cava en wat lekkere tapa’s? 

Woensdag 12/3/2025

We hebben gisteren avond zonder problemen de camperplaats teruggevonden, waarop zo’n vijftigtal campers staan geparkeerd. De ondergrond van de parking is niet verhard maar eerder zanderig. Op Facebook lazen we over toestanden dat bij hevige regenval overvloedig water moeilijk kan wegstromen doordat de parking zich als het ware in een put bevindt. Er werden toestanden beschreven waarbij campers niet meer van de parking geraakten door de modderige ondergrond. 

Wil het toeval nu dat het vannacht gans de nacht heeft geregend. Om 5.30 ben ik wakker geworden van het lawaai van de regen die neergutst op het dak van onze camper. De Facebook toestand in gedachte ben ik er niet echt gerust in. We beslissen om het zekere voor het onzekere te nemen en stante pede te vertrekken. 

Gelukkig geraken we zonder problemen op de verharde ondergrond. 

Nu we toch aan het rijden zijn, besluiten we om om dit te blijven doen in hoop om in beter weer terecht te komen.

Een dringende tankbeurt dient zich aan. Langs de AP 7 vinden we een Galp station alwaar we getooid in pyjama tanken en gaan betalen in het bureel.

Rond 8.00 uur stoppen we op de parking in Montseny. Tijd voor een douche en ontbijt.

Rijden we door tot Lo Crispin of overnachten we nog ergens onderweg ?? 

Vermits ondertussen de zon vol van de partij is, houden we nog een stop in Benicasim, alwaar er volgens onze app een Area de autocaravanes is, pas aangelegd en gratis.

Daar aangekomen, bemerken we inderdaad een mooie verzorgde camperplaats, op wandelafstand van de kust. Maar volzet, slechts enkele kleinere plaatsen zijn nog vrij.

We parkeren dan maar langsheen de baan en wandelen naar de kust. 

Benicasim heeft een zeer mooie brede boulevard. Het is zalig om die op en af te wandelen. Tussen de hoogbouwblokken met zijn appartementen bemerken we prachtige statige oudere villa’s, die daar staan te pronken. Ze hebben de tand des tijds overleefd en geven een speciaal cachet aan de kustlijn. 

Blijkbaar zijn er in deze regio veel mogelijkheden om landinwaarts te wandelen en te fietsen in de natuur. Wij zullen een andere keer die proef op de som nemen.

De drang naar ons huisje is te groot. 

Om 15.00 starten we de laatste keer de motor van onze Luigi om rond 19.30 aan te komen in de Calle Italia. Na 600 km rijden zijn we content dat we weer eens goed en wel zijn gearriveerd aan ons zomerhuis met zwembad. 

Morgen zullen we we de mogelijkheid hebben om onze Noorse buren nog te ontmoeten die  jammer genoeg overmorgen reeds het vliegtuig zullen nemen naar hun thuisland. 

Van Algorfa (Costa Blanca) naar Sint-Lievens- Esse 1 tot 8 november 2O24

Vrijdag 1 november, Alarcón

Na een verlengd zomertje in Spanje is het tijd om terug te keren naar onze familie en vrienden in België. We genieten van een laatste ontbijt, maar eens daarna starten de minder leuke klusjes, zoals het inladen van de camper het afhalen van de bedden, de koelkast leegmaken en reinigen, stofzuigen dweilen stof afnemen... zodat we een ‘proper’ huis achterlaten. Om kwart voor tien

blazen we de aftocht en rijden naar onze eerste stop : Alarcón. Na 300 km langs o.a. het Castillo de Sax, Castillo de Salvatierra (Villena) Castillo de Almansa en

Castillo de Chinchilla bereiken we om 13 uur dit mooie dorpje op een rots verheven boven een meander van de Júcar.

Het middeleeuwse stadje telt amper 145 inwoners maar bezit enkele troeven die een bezoekje meer dan waard zijn. De Iglesia de Santa Maria is er één van maar tijdens de siësta (van ’s middags tot rond vier uur) jammer

genoeg gesloten. We wandelen verder tot het Castillo, gerestaureerd tot een Parador. Dit authentieke middeleeuwse fort heeft een vierkante plattegrond omgeven door een dubbele verdedigingsmuur. De torens hebben kantelen in de vorm van een pijl. Een bezoekje binnenin het kasteel is voorbehouden aan de gasten van het hotel.

We besluiten terug te keren en een regionaal wijntje te drinken in ‘El jardín escondido’, een aangenaam plekje om de tijd te doden in afwachting van het einde van de siësta.  Om vier uur stipt opent ‘Iglesia de San Juan Bautista’, gekend om zijn prachtige pinturas murales, van Jesus Mateo (unesco erfgoed),zijn deuren.  Naarmate je ogen wennen aan de subtiel verlichte ruimte worden de kleuren mooier en de vormen duidelijker.

Na al dat schoons dat me doet denken aan Picasso, trekken we verder naar Castillo de Garcimuñoz, helaas gesloten wegens  restauratiewerken.  Het is ons dagje niet ! 

Desondanks genieten we er van een prachtige zonsondergang waarna we de kookpotten bovenhalen om ‘pasta bolgnesa’ te maken

Zaterdag 2 november, Logroño

De batterij van ons woongedeelte is op sterven na dood, waardoor water warmen niet lukt. Dus zit er niet anders op dan te  vertrekken in pyjama (rond 7.30 uur.)  Een halfuurtje later is de batterij terug wat opgeladen en terwijl het water opwarmt genieten we van ons camper-ontbijt.  Sigüenza wordt onze volgende stopplaats  Op weg ernaar toe houden we even halt aan de stuwmeren van Buendía en Entrepeñas.  Deze meren regelen de in 1979 ingevoerde wateroverheveling van Taag-naar-Segura voor de watervoorziening van het zuidoostelijk deel van spanje.

’sMiddags parkeren we in Sigüenza op een plateau boven het stadje gelegen.  Dit  biedt ons een mooi zicht op de catedral de Santa Maria de Sigüenza, de ‘mirador de Ronda’ en de Stierenarena.  Hiermee zullen we het moeten doen, want de aanhoudende regen doet ons besluiten in de camper te blijven.  We hadden nochtans graag ook het casco antiguo, en het klooster bezocht maar nood breekt wet … Na een broodjeslunch in de camper rijden we naar Logroño waar we het laatste plekje op camping ‘la playa’ inpikken.  De vriendelijke Nederlandse uitbaatster toont de weg naar ons campingplekje en naar het oude stadsgedeelte.

Na het aankoppelen van de elektriciteit wandelen we langs de oevers van de Ebro over het voetgangersbrugje naar de ‘Iglesia de San Tiago’, gekende camino-stop op weg naar Compostela.  De grotere ‘Catedral de Santa Maria de la Redonda’ bevindt zich wat verder op een verkeersvrije plaza met gaanderijen vol winkeltjes.  Na een wit wijntje (dat ons maar matig kan bekoren) op een van de terrasjes verkennen we de ‘Paseo del Espolón.  Een groot vierkant plein momenteel het voorwerp van een middeleeuwse markt vol eetstandjes en kraampjes met allerhande spullen die verband (zouden kunnen) houden met de middeleeuwen.  We wandelen terug naar de wijk ‘Laurel’ vermaard om zijn talrijke tapasbarretjes.  Om 20 uur hebben we daar een reservatie in ‘La Tavina’.  Het eten valt mij wat tegen maar de lekkere rioja crianza maakt veel goed.  Om 21 uur kruipen we doodmoe onze dwarsligger op.

Zondag 3 november, Biarritz

Terwijl de catastrofe Dana nog het nieuws domineert -er zijn intussen meer dan 59 doden en meer dan 1000 vermisten- ontbijten we en na de dagelijkse beslommeringen zoals toilet legen, water tanken en lozen, zetten we aan.  De oorspronkelijke plannen om San Sebastián te bezoeken worden opgeborgen.  Biarritz wordt ons einddoel vandaag.  Goede keuze, de weg ernaartoe (N121A) is prachtig en de opkomende zon maakt ons instant blij.  Het geluk was met ons toen we het op één na laatste plaatsje konden bemachtigen op de ‘aire de camping-car’ met onze ‘pas d’étappe’ .

Biarritz met zijn wilde kustlijn, prachtige stranden en indrukwekkende golven, geliefd door surfers, is ook bekend als vakantiebestemming van de Europese adel.  Vermeldenswaard zijn onder andere de Rocher de la Vierge, het Aquarium, de vuurtoren en de vele stranden.  

Na een wandeling langs de kustlijn fietsen we via de ‘voie verte’ naar 

Bayonne, bekend om zijn kathedraal ‘Sainte Marie de Bayonne’ (en bijhorend klooster) erkend door Unesco als stopplaats op de Franse pelgrimsroute naar Compostela  Terugkeren doen we via het binnenland de ondergaande zon tegemoet.

Maandag 4/11, Taillebourg

Het weer blijft ons goedgezind.  We besluiten een fietstochtje te doen naar het zuiden, richting Saint-Jean-de-Luz.  Ook deze rit loopt grotendeels langs autovrije paden wat het echt aangenaam rijden maakt.   Onderweg worden we meermaals beloond met vergezichten over de Atlantische Oceaan.  Aangekomen in het haventje begint het te druppelen.  Ook bij onze vorige stop met de camper in februari werden we hier door een regenbui verrast.  Genietend van een ‘café' en een ‘café alongé’ op een overdekt terrasje zien we de regen plaats maken voor een zich door de wolken priemend waterzonnetje.  We komen droog aan op de camperstop.

Rond 12.20 uur verlaten we Biarritz.  Na een kleine winkelstop in de plaatselijke intermarché rijden we tot aire de Saubion waar we tussen de vrachtwagens een broodje eten.  We rijden nu in één trek door langs de “payages” wat tegen onze principes is, maar een uur minder rijtijd op dit kleinere traject heeft ons al gauw overtuigd deze snel te laten varen.

Rond 18.11 uur zoeken we in het schemerduister een plekje op de camperstop in Taillebourg. Na een kleine rondwan-deling langs de ruïnes van het kasteel zet ik de kookpotten op het vuur.  Kip in preiroomsaus met wortels en patatjes

Marc heeft een dipje en probeert het op te vangen met een fles rode wijn en een snoepmomentje. Na een aflevering “thuis” in uitgesteld relay, duiken we ons camperbed in en dommelen al snel in ondanks de drukke weg en de voorbij razende trein 

Dinsdag 5/11, Saintes

9.40 uur stipt vertrekken we fietsgewijs naar Saintes, een historisch interessant stadje.  Na een zestal km verlaten we de D-weg om links de voie verte te nemen, een rustiger maar hobbelig parcours.  Bij aankomst parkeren we de fietsen aan de ‘arc de Germanicus’: deze boog werd gebouwd voor keizer Tiberius in het jaar 18 of 19 door een rijke inwoner van Mediolanum Santonum, het huidige Saintes.  In l‘office de tourisme’ vlakbij krijgen we een foldertje en kaartje.  We volgen de groene lijnen op de grond; ze leiden ons langs alle belangrijke bezienswaardigheden.  De eerste is ‘la cathédrale de Saint Pierre’. 

Deze kathedraal is zoals meerdere religieuze gebouwen in deze contreien in romaanse stijl gestart, en een paar keer vernield en uiteindelijk later gotisch afgewerkt.  De buitenkant is overmatig versierd terwijl het binnenin vrij sober blijft.  Opvallend is de robuuste klokkentoren. 

Nadien wandelen we richting het ‘gallo-romeinse amfitheater’ alwaar ik een klein paniekje krijg : ik vind mijn fietssleuteltjes nergens.  De heenwandeling van 20 minuutjes wordt in 10 minuutjes terug afgehaspeld.  We treffen onze fietsen met de sleuteltjes er nog aan.  Godzijdank! Opgelucht fietsen we terug, eerst naar de ‘Basilique Saint Eutrope’.  Ook deze kerk staat op de Unesco erfgoedlijst als onderdeel van de Sint Jacobs route.  Vermeldenswaard is de grote crypte die je langs de buitenzijde van de kerk kunt binnengaan.

Een knagend hongertje trekt ons naar de ‘zone pietonne’ We genieten bij ‘l’Italien' van een op -hout-gestookte-oven-pizza oriëntale en een tartufo.  Lang geleden dat ik nog zo een lekker pizza at.  

Na een koffie met bolletje vanille-ijs maken we rechtsomkeer naar ‘les arenes’ of het amfitheater.  Grotendeels een ruïne en in volle restauratie maar toch een indrukwekkend stukje geschiedenis.

Als laatste kiezen we voor een bezoek aan de vrouwenabdij en zijn prachtige abdijkerk.  Een audioguide (in het Nederlands!) loodst ons door deze abdij die in eerste instantie als taak had meisjes uit de rijke families te onderwijzen, later door het leger werd bezet, en ook nog even als gevangenis fungeerde ten tijde van Napoleon.  Maar vandaag is het een hotel en een muziekacademie. 

Omwille van zijn rijke erfgoed teruggaand tot de gallo romeinen is deze stad zeker een bezoek waard.

 

Terug aan de camper genieten we  van een verse heerlijk ruikende baguette traditional.  Zeg nu zelf, wie bakt er beter baguettes dan onze franse buren?Niemand toch!

We besluiten hier nog een nachtje te blijven 

Woensdag 6 november,  Villandry en Tours

We zetten al vroeg aan om rond 11.30 uur in Villandry te arriveren.  Na een snelle hap halen we de fietsen buiten en vertrekken langs de Cher richting Tours.  Onze eerste halte -je kan het wel raden vermoed ik- is alweer een ‘basiliek/abdij van Sint Maarten’ met zijn -juist geraden- beroemde ‘graftombe van Sint Martin’.  De huidige basiliek werd opnieuw opgebouwd om de gereconstrueerde graftombe en is in romeins -byzantijnse stijl.  Op de koepel is een momentaal bronzen beeld van Sint Maarten geplaatst.  Tot vandaag is deze plaats nog steeds het voorwerp van bedevaarten.  Hier zie je ook de ‘Toren van Charlemagne', vroeger een deel van de basiliek, later gedeeltelijk vernield en nu als afzonderlijk monument bewaard.  De eerste koude bijt door onze lichte kledij en noopt ons de warmte van een cafeetje op te zoeken.  Opgewarmd kuieren we verder naar ‘place Plumerau’ een gezellig plein met terrasjes en huizen in vakwerk.  De op een na laatste halte is de katedraal van Tours, 

Hier onthou ik vooral de prachtige glasramen, de graftombe van de kinderen van Karel de VIIIe.  Vanuit de kathedraal kun je mits een kleine bijdrage het ‘cloitre de la Psalette’ bezoeken.  vanwaar je een goed zicht hebt op de buitenmuren van de kathedraal. 

Als laatste fietsen we naar het ‘Château de Tours’ dat dateert uit de Karolingische periode en in 1913 erkend is als monument.  Er huisden achtereenvolgens een aquarium, een museum in en vandaag de dag fungeert het als expositieruimte voor hedendaagse kunst. 

Een beetje moegetrot fietsen we terug naar de geborgenheid van de camper.  Na de koude van vandaag smaakt de warme risotto dubbel zo heerlijk.  Om 21.30 uur gaat het licht uit.

Donderdag 7 november, Honfleur

Vandaag rijden we naar Honfleur, gedeeltelijk via payages en nadien langs de kleine D-wegen.

Rond de middag arriveren we op de zeer grote camperplaats gelegen aan het water en op loopafstand van het centrum.  Van Honfleur onthou ik dat het zéér toeristisch is, dat het aan de monding van de Seine ligt met aan de andere oever Le Havre, een kerk heeft die ‘Léonard’ heet, dat het de stad is van de kunstschilders en het impressionisme (Courbet, Monet, Boudin e.a.), de thuishaven van Satie,

dat het de grootste houten kerk heeft van Frankrijk : l’église Sainte Cathérine. 

Verder nog vermeldenswaard zijn de ‘greniers à sel,’(vroegere zoutopslagplaatsen) 

le lieutenance‘  (hier woonde de voegere gouverneur van Honfleur, het maakte deel uit van een kasteel waar ‘le lieutenant’ en de koning logeerden)

 

en hieronder ’le Jardin des personnalités’ 

an het vieux bassin houden we halt, een eerste keer om een crêpe normandie met appel, calvados, en ijs te  eten, 

en later op de avond om te genieten van de lichtjes en een wit wijntje.

 

Vrijdag 8 november, Abbeville

Het einde van de reis is in zicht, en hiermee ook het enthousiasme om uitgebreide verslaggeving te doen.  Valt het op dat er meer foto’s en minder tekst is de laatste dagen?

We zijn dankbaar om de mooie momenten, de prachtige landschappen, de vele middeleeuwse dorpjes…Maar uiteindelijk treedt er een soort van verzadiging op; de emmer met herinneringen loopt over.

Om het thuiskomen toch nog wat uit te stellen en onze te stillen houden we nog even halt op een camperplaats op een drietal kilometer van Abbeville.  Na het eten halen we voor de laatste keer de fietsen uit de camper om het centrum van dit stadje te verkennen.  Het is geen toeristische trekpleister, in het enige koffiehuisje dat open is zit de plaatselijke schoolgaande jeugd samen het begin van een lang 11 novemberweekend te vieren.  We verpozen hier eveneens na een bezoek aan de ‘Collegiale Saint Vulfran.’. Genoemd naar de heilige Wulfram, wiens relieken door de graaf van Ponthieu naar Abbeville werden overgebracht.  Deze kapittelkerk verving de eerder naar ‘Vulfran’ genoemde kerk, in een tijd van economische opbloei, waardoor het nieuwe artistiek elan van de flamboyante gotiek mogelijk werd, dat in deze kerk tot uiting komt. (gebouwd 1418 tot einde zeventiende eeuw)

Rond 18 uur arriveren we in Esse;

Het hoogstnodige wordt uitgeladen en al snel duiken we ons bed in.

Het vervelende leegruimen, opruimen en wassen is voor morgen.

Hasta la próxima !

Naar Spanje met Hilde en Dirk

1 tot 31 oktober 2024

Dinsdag 1 oktober : Flavigny-Sur-Ozerain

Zoals een kind vol verwachting uitziend naar de komst van de sint starten wij ons nieuw camperavontuur.

Het doel (ons huisje aan de Costa Blanca) blijft het zelfde, doch de weg ernaar toe is telkens anders.

Om 5 uur zijn we beiden klaar wakker en terwijl ons dorp nog volop slaapt gaan we ervan door als dieven in de nacht.  Toch is het reeds druk op de N42 richting Geraardsbergen.  Het loopt niet echt vlotjes, de vrachtwagen voor ons moet blijkbaar ook naar het zuiden.  Na het oversteken van de grens met Frankrijk houden we rond 8 uur halt voor het ontbijt.  De routine van het reizen maakt dat alles soepel loopt.  Meestal toch, tot opeens iemand tot het besef komt dat hij gisteravond benzine ( in de plaats van diesel ) in de tank gooide.  Met een klein hartje rijden we voort.  We troosten ons met de gedachte dat bij het tanken de tank nog voor drie vierden gevuld was met diesel.  Uit voorzorg en om de mogelijke schade te beperken tanken wij diesel bij in elk tankstation op onze route. 

In Bar-Sur-Seine, het is inmiddels 13 uur parkeren we op het marktplein voor een picnic, een blitzbezoek aan het kleine authentieke maar slaperige dorpje en een koffietje in een plaatselijk cafeetje. 

De volgende stop wordt het middeleeuwse Flavigny-Sur-Ozerain.  Bij enkelen onder jullie doet de naam misschien een belletje rinkelen; inderdaad Flavigny is vermaard om zijn anijssnoepjes fabriek. De Geschiedenis van dit dorpje gaat veel verder terug dan de Middeleeuwen.  Caesar versloeg de Galliers rond 52 vr Christus en gaf dit gebied cadeau aan een oude veteraan Favinius genaamd  Vandaar de naam Flavigny.  De Porte du Bourg evenals de Porte du Val zijn versterkingen aangebracht in de middeleeuwen.  Deze verborgen parel was in 2000 gedurende acht weken de filmset voor de ‘Chocolat’ een productie met Juliette Binoche en Johnny Depp die acht Oscarnominaties kreeg. Zo jammer dat we al dat schoons nu niet kunnen verkennen, spelbreker hier is een fikse regenbui.  Niet getreurd, we kunnen schuilen in de abdij (de ruïnes althans) met de vermaarde snoepjesfabriek.  We zijn net op tijd om de laatste rondleiding mee te pikken en in het belendende cafeetje een anijsdrankje en dito snoepjes te proeven. En dit in het gezelschap van Hilde en Dirk die hier niet toevallig ook net arriveerden.  Vanaf nu  zetten we onze reis naar het zuiden min of meer samen verder.  Hilde en Dirk met de wagen, wij met de Camper (Luigi voor de vrienden)

In druilerig weer rijden we nog iets verder zuidwaarts tot le Haut du Village in Villeferry.  Hilde en Dirk boekten hier een pensionnetje en wij krijgen van de uitbater toestemming om de camper hier te parkeren op een kleine smalle hellende oprijlaan  Niet ons beste plan, Bij het achterwaarts inrijden schuren we langs een laag muurtje wat resulteert in een gat in Luigi’s karkas.  Het valt al bij al nog mee; het zal geen domper op de reisvreugde worden.  We dineren  (menu du jour) ’s avonds in ‘Le Verger sous les Vignes’ beetje depri door het grijze weer maar een fles wijn en het gezelschap verzachten het leed ..een beetje.

Een onrustig nachtje - was het de wijn, het hellend vlak waarop we stonden, het weer? -  wordt gevolgd echter door een lekker gezond ontbijtje in de camper.  We zijn klaar voor een volgend avontuur.

Woensdag 2 oktober Aubenas, Ardèche

Om 8.45 zitten we klaar om door te rijden en een uurtje later stoppen we alweer voor een ‘kleine tankbeurt’.  Tot nog toe hebben we geen motorproblemen ondervonden, onze ongelukkige tankbeurt zal geen blijvende gevolgen hebben. We rijden in de Rhone vallei, Chalons, Tournus, Macon, Beaujolais Lyon…  Even voorbij Vienne gaan we van het rechte pad af richting Hauterives.

Op advies van Hilde en Dirk bezoeken we daar het ‘Palais Ideal’.  Dit fantastische bouwwerk werd door Ferdinand Cheval gebouwd, bekend als ‘Le Facteur Cheval, een Franse postbode geboren in 1836. Tijdens zijn dagelijkse postronde in het dorp Hauterives begon hij in 1879 stenen te verzamelen nadat hij over een bijzonder exemplaar was gestruikeld.  Deze steen inspireerde hem tot een groots project: de bouw van een fantasiepaleis in zijn tuin, genaamd het’Palais Idéal’. . “je me suis dit : puisque la nature veut faire la sculpture, je ferai la maçonnerie et l’architercture”  Gedurende 33 jaar werkte Cheval aan zijn droom, elke dag stenen meenemend tijdens zijn kilometerslange postrondes.  Het paleis dat hij creëerde was een mix van stijlen en culturen, met elementen uit de natuur, religieuze motieven en mythische beelden. Hoewel hij geen formele opleiding had in de kunst, maakte Cheval een meesterwerk dat nu wordt beschouwd als een belangrijk voorbeeld van naïeve kunst.

In 1969 werd het Palais Idéal door de Franse minister van Cultuur, André Malraux, erkend als historisch monument, wat het belang en de uniciteit ervan onderstreept. Het verhaal van Le Facteur Cheval is een inspirerend voorbeeld van hoe vastberadenheid en verbeeldingskracht kunnen leiden tot een tijdloos kunstwerk dat nog steeds bewonderaars trekt van over de hele wereld.

Na al dat moois rijden we voort naar Aubenas.  We verlaten het plan om te overnachten in Vogüe.  De camperplaats licht tegen een drukke baan tussen de containers.De parkingplaats in Aubenas is een goed alternatief. 

Dit stadje lijkt in zijn winterslaap.  Het toeristisch seizoen is duidelijk voorbij.  Na wat doelloos rondbanjeren vinden we toch een bar/restaurant open.  ‘Asraya’ blijkt een wijnbar te zijn met culturele ambities, dit tot groot genoegen van ons gezelschap.  Terwijl we van een regionaal wijntje en een hapje bestaande uit regionale specialiteiten genieten verkennen we de mooie ruimte waar momenteel enkele kunstenaars exposeren.  Op regelmatige basis treden hier kleine theatergezelschappen, zangers, en performance kunstenaars op.  Vandaag echter niet , maar de joviale uitbater blijkt een onderhoudend gezelschap te zijn  Met veel enthousiasme vertelt hij over de toeristische trekpleisters en regionale streekproducten.  We nemen zijn tips ter harte en keren terug naar de Luigi, waar we samen een homemade spaghetti bolgenese eten.  Tot opeens het licht uitvalt.

Wat we thuis al vermoedden wordt waarheid.  De camperbatterij is op sterven na dood en niet meer te reanimeren.  Maar dat zijn zorgen voor later.  Morgen staat een fietstocht langs de Ardèche op het programma , de fietsbatterijen doen het gelukkig nog prima.

Donderdag 3 oktober Ardèche

We spreken met Hilde en Dirk af in Vogüe, de startplaats voor onze fietstocht.  De Voies Vertes volgend rijden we langs dorpjes als Balazuc, Ruoms, Grospierre,  Na bijna elke bocht krijgen we prachtige vergezichten en Hilde en Dirk een déja-vu.  Blijkt dat ze vorige zomer hier ook al fietsten.  

Eten doen we in ‘le Borneo’ een Indonesisch restaurantje : lekker en goedkoop. Met volle magen en ietwat stramme benen keren we terug door de Gorges de l’Ardèche.

Vandaag hebben we het weer mee : droog en zelfs wat zon !

Rond 16.45 uur stallen we de fietsen, met 65km op de teller, in de luigi en zetten onze reis voort richting Les Baux de Provence.  De  platte camperbatterij noodzaakt ons om naar locaties met elektriciteit uit te wijken.  Dat beperkt de moge-lijkheden.  Maar uiteindelijk vinden we een geschikte overnachtings-plaats : camping à la ferme in Saint Rémi op 9 km van Les Baux. Een beetje primitief maar we hebben Elektriciteit!  Morgen zullen we vroeg vertrekken, wat onze kans, op een parking nabij de stad vergroot.

Vrijdag 4 oktober Les Baux de Provence     L’Escala

We hebben allebei voor het eerst eens goed geslapen ver van alle drukte en ook niet onbelangrijk, we stonden horizontaal deze keer.  Na het ontbijt zetten we aan richting Les Baux.  Rond 9 uur aangekomen, vinden we nog net een vrije plaats langs de hoofdweg die beneden het middeleeuwse dorpje ligt.  Voor we het Les Baux gaan verkennen gaan we op zoek naar ‘les carrières de Lumières’, een tip van onze barman in Aubenas.  Carrières de Lumières is een unieke culturele en artistieke beleving.  Het is een kunstcentrum dat zich bevindt in een voormalige kalksteengroeve. Hier worden indrukwekkende multimedia-exposities gepresenteerd waarin klassieke en moderne kunstwerken tot leven worden gebracht. Gigantische muren, plafonds en vloeren van de groeve dienen als projectiescherm, wat zorgt voor een meeslepende 360-graden visuele en auditieve ervaring.  Onze nieuwsgierigheid is alvast geprikkeld!  

Na het kopen van tickets blijven we nog even in de inkomhal hangen waar we op Hilde en Dirk wachten en schuilen voor de ijzige wind.  Het moet gezegd dit lichtspektakel overtreft onze verwachtingen.

 

Voor een grondige verkenning van het dorpje is het helaas wat laat. We wandelen even door de hoofdstraat op weg naar het kasteel, langs de talrijke kunstenaarsateliertjes en de vele winkeltjes met regionale specialiteiten.  Eén ervan is de ‘caliçon’ een zoete marsepeinachtige lekkernij.  We kunnen hier niet aan weerstaan en kopen enkele stukjes.

 

Na een voorlopig afscheid van Hilde en Dirk, die nog even een bezoekje aan Peratallada brengen, trekken we traag maar gestadig verder naar L’Escala, waar we onze vrienden Wies en Karel een bezoekje brengen.  Het weerzien is hartelijk en het eten lekker.  Onze caliçon valt in de smaak evenals de cava uit Peratallada. 

Hilde en Dirk maken dankbaar gebruik van het aanbod bij hen te overnachten en wij trekken ons terug in ons campertje  Moe als we zijn vallen we al snel in slaap.

Zaterdag 5 oktober : Peñíscola

Na een uitgebreid ontbijt waarvoor dank aan onze vrienden, verlaten we L’Escala.   Het is inmiddels 9.30 uur We volgen nu de E15/A7 langs Gerona, Tarragona tot Peñíscola, onze volgende halte.  Hier zullen we overnachten op camperpark ‘La Brisa’ ons nog be-kend van vorige rei-zen.  Een eenvoudige parking maar met alle faciliteiten en op wandelafstand van het gezellige kuststadje.  

Peñíscola heeft een rijke geschiedenis en een bijna sprookjesachtige uitstraling die ons blijven bekoren.  Langs smalle straatjes met witblauw geverfde huizen kronkelen we ons naar boven tot aan het kasteel.  Zin in een leuk verhaal over dit kasteel ? 

Lang geleden, in de tijd van de Tempeliers, stond het imposante kasteel van Peñíscola trots op zijn rotsachtige klif. Het kasteel, dat ooit diende als thuisbasis van paus Benedictus XIII (de “Antipaus”), was een plek van mysterie, macht en geheimen. Volgens een oude legende lag er diep onder het kasteel een verborgen schat, achtergelaten door de Tempeliers toen hun macht afnam. Alleen een persoon met een zuiver hart en moedige ziel zou deze schat ooit kunnen vinden.

In een klein vissersdorpje net buiten de stad woonde een jonge ridder genaamd Santiago. Hij had altijd verhalen gehoord over de schat, en als kind droomde hij ervan deze te vinden. Nu hij volwassen was, besloot hij het avontuur aan te gaan. Gewapend met een oude kaart, gevonden in de archieven van het klooster, begon hij zijn zoektocht.

De kaart leidde hem door de smalle, geplaveide straatjes van de oude stad. De route ging langs de witgekalkte huisjes, kleurrijke bloemen die over balkons hingen, en uiteindelijk naar een geheime deur in de muur van het kasteel. Met een sleutel die hij had gekregen van een mysterieuze oude monnik, opende hij de deur en daalde hij af in de donkere tunnels onder het kasteel.

Santiago's moed werd op de proef gesteld toen hij moest navigeren door een labyrint van gangen vol valstrikken. Maar hij hield vol, geleid door het zachte geluid van kabbelend water. Uiteindelijk kwam hij uit bij een ondergrondse kamer, verlicht door een mysterieuze blauwe gloed. In het midden van de kamer stond een oude kist, versierd met symbolen van de Tempeliers.

Toen Santiago de kist opende, vond hij geen goud of juwelen, maar een oud manuscript. Het document onthulde de ware schat van Peñíscola: de wijsheid en kennis van de Tempeliers, die vrede en rechtvaardigheid aanmoedigden. Met deze ontdekking verliet Santiago de tunnels en besloot hij de leringen te delen met zijn medeburgers, wat Peñíscola een tijdperk van harmonie bracht.

Vandaag de dag blijft het kasteel van Peñíscola een populaire plek, met zijn adembenemende uitzichten over de zee en zijn mysterieuze geschiedenis.  

Ook wij genieten van dit stadje maar vooral ook van onze eerste dag in de warmte van de spaanse zon.  Tijdens het slenteren langs de ‘paseo’ zien we werkzaamheden voor een aankomende sportmanifestatie, nl Infinitri 113 Triatlon de Peñiscola 

Tot laat in de avond zitten we op een terrasje met op de tafel lekkere tapas, een glaasje Spaanse witte wijn en voor ons een prachtige zonsondergang.  En daar beseft Dirk ineens dat hij zijn leesbrilletje mist!  Het is een simpel ding maar heeft een emotionele waarde omdat het een erfstuk van zijn vader is.   Weg sfeer (zou Frankie uit het eiland zeggen) !  We keren op onze passen terug maar het blijft zoeken naar een speld in een hooiberg.  Moe en tevreden over onze dag zoeken we onze camper op.   Hilde en Dirk, ook moe maar iets minder tevreden trekken naar hun hotel iets verderop.

Zondag 6 oktober Lo Crispin

We genieten van onze laatste dag onderweg om nog even een ochtendwandeling te maken  voor we doorrijden.  Na een ontbijt in panadería Chapacha wandelen we terug naar de kust.  We zien net de eerste triatlonners uit de zee opdoemen op weg naar de volgende etappe, het fietsen.  Tussen de talrijke toeschouwers merken we ook Hilde en Dirk op met een stralende glimlach; het brilletje is terecht.  Ze besluiten nog even te stoppen in Alicante om oude vrienden te bezoeken, Marc en Ik rijden in één ruk door naar ons huisje.  Rond 15 uur arriveren we.  Na een eerste inspectie buiten en binnen laden we het hoogstnodige uit de camper en doen wat we gewoonlijk doen : even buiten op het terras op adem komen in de zon terwijl we een genieten van een frisse, gin-tonic.  Niet veel later komen ook Hilde en Dirk aan.  Na het uitladen van de koffers en opmaken van de bedden is het alweer avond en etenstijd.  Een bezoekje aan de ‘taberna’ gelegen in de urbanización wordt ook stilaan een vaste gewoonte.  We duiken vroeg onze spaanse bedden in.  Morgen begint het Spaanse leven.

Buenas Noches amigos !!

Uitstapje naar de Caminito Del Rey  

maart 2024

Zaterdag 2 maart 2024

Om half elf hebben we afgesproken met onze vrienden, Karin en Patrick in Mar de Cristal. 

Starten doen we aldaar met een fietstocht over afgelegen doch vrij hobbelige landweggetjes naar de golf La Manga Club. Op een centraal plein, omgeven door (nu nog gesloten) restaurantjes laten we onze fietsen achter om een mooie wandeling te maken doorheen het natuurpark dat de bosrijke heuveltop omvat. De dennenbomensoort die hier groeit blijkt uniek te zijn. 

Op het zonnige terras van restaurant Bellaluz, gelegen aan het gezellige binnenplein waar onze fietsen gestalt staan, nemen we de middaglunch. De kruidige huisgemaakte lasagne die ons is aangeraden, valt zeer in de smaak. 

De elektrische ondersteuning op onze fietsen komt van pas, wanneer we een rondtour maken tussen de 2500 woningen die de resort vormen. Tussen eenvoudige gezinswoningen prijken ook kleine paleizen, al of niet met zwembad, op soms adembenemende locaties met panoramische vergezichten. In de meeste is voor het moment geen levende ziel te bespeuren. Vakantiewoningen om eens mee uit te pakken bij de vrienden. 

Rond vijf uur worden onze fietsen terug in de garage van de camper gestouwd. Na afscheid te hebben genomen van Carin en Patrick, besluiten wij om vanavond nog wat kilometers te rijden richting Malaga. 

We hebben de verplaatsing naar Mar de Cristal immers aangegrepen om zuidwaarts te trekken, met als einddoel de Caminito del Rey, die al geruime tijd op de top van ons verlanglijstje staat. Een plaats op een camping vlakbij de ingang van de kloof, hebben we voor alle zekerheid vooraf geboekt ( vanaf zondag avond ). 

De RM 2 voert ons van Mar de Cristal het binnenland in. Via de E 15 rijden we paralel met de kustlijn zuidwaarts richting Almería. 

Na 177 km rijden, houden we het stilaan voor bekeken voor vandaag. Het is ondertussen half acht en de avond begint te vallen. Op het strand van Playa de Quitapellejos in Palomares, (chiringuito AKUA) nabij de stad Vera, hebben we vroeger al eens overnacht met de camper. 

Het verbodsteken voor campers bij het oprijden van het strand, doet ons even twijfelen. De vaststelling dat er reeds een vijftigtal campers staan geparkeerd stelt ons gerust. Een meer of minder, dat zal er niet op aan komen. Wanneer we goed en wel in de camperrij geïnstalleerd staan worden we omgeven door de nachtelijke duisternis. 

Niet alleen door vermoeidheid, maar ook en vooral door de opgekomen hevige windvlagen, nemen we voldoening om het strand en de zeelijn te aanschouwen vanop enige afstand, vanuit ons veilige huisje op wielen. Wat boterhammetjes bedaren onze knorrende magen. 

Zondag 3/3/2024

Wat een nacht was me dat ! Tijdens het wakker liggen ten gevolge van de hevige rukwinden, spookten verschillende evacuatieplannen doorheen mijn hoofd. Wat als de camper op zijn zij wordt geblazen ? Wat als een dakvenster of een zijruit het begeeft ? Wat als de camper getroffen wordt door één of ander rondvliegend object ? 

Gelukkig hebben we het rampenplan niet moeten activeren. Zowel onze camper als die van onze buren staan nog behoorlijk overeind op de vier wielen wanneer we bij de eerste klaarte doorheen ons dakvenster buiten kijken. Door het aanklevende opgejaagde zand ziet de buitenkant van de camper er uit als gezandstraald. Later zullen we vernemen dat er deze nacht windsnelheden gemeten zijn van meer dan 100 km.

In het tankstation bij de uitgang van de strandweg voorzien we de camper van voldoende energie voor de rest van de dag. 

Onze gps stuurt ons eerst het binnenland in tot vlakbij de stad Vera, om aldaar zuidwaarts de E15 te vervoegen.

Zouden er in deze regio ‘Mooie Spaanse Dorpen‘ te bespeuren zijn ? Toch wel. Mojacar ligt vlakbij, maar dat hebben we een vorige keer al eens bezocht. 

Níjar dan maar. Daarvoor moeten we eerst een zestigtal km rijden, waarvan de laatste stevig bergop lopen. We parkeren op de gemeentelijke parkeerplaats, gratis. 

Níjar is een pittoresk wit dorp dat al bewoond werd tijdens de prehistorie en bereikte zijn maximale pracht in het moslimtijdperk. Dat moorse verleden vinden we terug in de steile smalle steegjes en de witte gevels versierd met kleurrijke bloempotten. Het stadje staat bekend om zijn aardewerk, keramiek en textiel. Verschillende weverijen maken nog de befaamde ‘jarapas‘, grote lappen stof gemaakt van geweven katoen of wol. Het kleurrijke tapijt dat we ons aanschaffen zal een eervolle plaats toebedeeld krijgen op de vloer van de overloop van ons vakantiehuis. 

We lopen even binnen in de 16de eeuwse Iglesia Parroquial Santa Maria op de Plaza de la Glorieta, een sfeervol plein omgeven door in vorm gesnoeide ficussen. Het plafond van de kerk is prachtig bekleed met mudejar houtsnijwerk. Buiten kunnen we op de zijgevel het schild van keizer Karel V bewonderen. 

Vanop een terrasje op de rustige Plaza del Mercado met zijn 19e eeuwse keramiekfontein genieten we van een koffie en wat rust. Aan de overkant van het plein is het kleine Watermuseum, een voormalige voedselmarkt, nog niet open. In dit educatief centrum worden de tradities getoond hoe water wordt beheerd in droge gebieden zoals Almeria. 

Het stadje is zeer zeker een stop waar. 

Terug op de E15 rijden we te midden van de Mar de Plastico. Zover men kan kijken, zien we overkappingen in plastic. Deze regio staat bekend als de groentetuin van Europa. Goed voor de maag, niet mooi voor het oog. 

Gelukkig is er even verder op onze route nog een ‘Pueblo mas bonito‘ te ontdekken. 

Wanneer we ter hoogte van Nerja de autoweg verlaten, moeten we een tiental km bergop het binnenland inrijden om Frigiliana te bereiken.

Dit witte bergdorp bestaat in feite uit twee delen, een historisch centrum en een modern  gedeelte met vooral appartementscomplexen, die beide perfect op elkaar aansluiten. Parkeren moeten we langs een invalsweg vermits door de drukte alle parkings volzet zijn. 

Het is wel stevig klauterwerk doorheen de vele steegjes en kleine straatjes die het dorp rijk is. Maar achter iedere bocht of hoek schuilt er een verrassing, een leuk winkeltje, een gezellige bar of een geurig restaurant. Voor wie minder goed te been is, rijdt er een toeristisch treintje doorheen het stadje. 

We hebben geluk. Slechts 5 minuten worden we gevraagd om te wachten aan de inkom van het restaurant, Mirador La Axarquia, om dan een tafeltje aangeboden te krijgen met een panoramisch uitzicht over de ganse stad en de onderliggende vallei die reikt tot aan de zee. Dineren op zo’n toplocatie is dubbel genieten. 

Terug op weg, hebben we nog een dikke 100 km voor de spreekwoordelijke boeg.

Ter hoogte van Malaga verlaten we de autosnelweg om via de A 357 het binnenland in te rijden richting Ardales. 

Drie nachten hebben we geboekt in Camping Y Apartamentos Parque Ardales. Bij aankomst laat het internet ons, en vooral de receptioniste van de camping, in de steek. Gelukkig hebben we nog wat cash op zak. 52,5 Euro voor 3 nachten ( commissie van 2 Euro pp voor reservatie ingang van caminito ). Hoewel de camping zo goed als vol staat, zijn wij blijkbaar de enigen die vooraf een reservatie genomen hebben, wat op de website van de camping nochtans sterk aanbevolen wordt om zeker te zijn van een plaats. 

De nacht kondigt zich weersgewijs rustiger aan dan de vorige. Dat is maar goed. Hopelijk kunnen we deze nacht eens doorslapen. We willen morgen immers fris en monter de nieuwe dag kunnen aanvatten. Want we hebben plannen.

Maandag 4/3/2024

Elke maandag is de caminito del rey  gesloten ; dit wegens onderhoudswerken. We zijn daarvan op de hoogte en hebben daarom voor vandaag een alternatief programma voorzien.

Een vijftigtal km hier vandaan bevindt zich het natuurpark ‘ El Torcal de Antequera ‘. De zeer bochtige A 343 leidt ons via El Chorro richting Antequera. Volgens Marleen is het een prachtige weg vol sublieme panoramisch uitzichten over de baranco’s en de valleien naast ons. De smalle,  bochtige, sterk geaccidenteerde bergweg waarover we rijden, beperkt mijn gezichtsveld echter tot een tiental meter voor de cockpit van de camper. Wat het natuurschoon betreft, geloof ik haar op haar woord.

Het natuurpark is gemakkelijk met de wagen te bereiken. De laatste kilometers gaan wel sterk bergop. Bij het informatiecentrum is er uitgebreide gratis parkeermogelijkheid voorzien. 

We hebben de keuze uit drie wandelingen : twee circulaire, groen ( 1,5 km lang ), geel ( 3 km ) en één lineaire van 3,6 km. We kiezen voor de gele wandeling, waarbij wordt aangegeven dat je hier ongeveer 2 uur over doet. Twee uur voor 3,6 km wandelen, dat belooft klauter- en klimwerk. 

Het park bestaat sinds 1929 en heeft een grootte van 1171 hectare. Het is vooral bekend vanwege de kalksteenformaties uit de karstperiode die door erosie in opvallende vormen zijn gemodelleerd. Hoewel we ons hier bevinden op een hoogte van boven de 1000 meter, wandelen we als het ware op de oceaanbodem. Door de beweging van de Europese en de Iberische tectonische plaat naar het zuiden en de Afrikaanse naar het noorden werd de zeebodem opgestuwd, een proces dat nog steeds aan de gang is. De kalksteen die zo aan de oppervlakte komt is afkomstig van gecomprimeerde sedimenten van skeletten van zeedieren en schelpen.

Door ijs, wind en vooral water is het landschap geërodeerd tot wat we nu zien. Niet alle kalksteen is gelijk, sommige stukken zijn massief, andere zachter, waardoor een onregelmatige erosie ontstaat die de oorzaak is van de grillige sculpturen. Tussen de stapels stenen zijn eigenlijk kanalen ontstaan.

Tijdens onze wandeling kunnen we met enige verbeelding in de rotsstructuren verschillende voorwerpen waarnemen, zoals kruiken en flessen, een kanarie, een kameel, een sfinx, een Indiaan, een wachttoren. 

We starten onze wandeling in de mist. Het is dus opletten geblazen om niet uit te glijden op de spekgladde rotsen. Gelukkig komen na een half uurtje de eerste zonnestralen doorheen de nevel priemen. Onze stevige bergschoenen zijn geen overbodige luxe. 

Enkele Iberische steenbokjes weten ons te verleiden voor een fotoshoot. De rode vossen en de groene leguanen die in deze regionen ook zouden moeten gehuisvest zijn, houden zich voor ons verborgen.

Een hongertje stillen we in de cafetaria.

Terugkeren naar de auto kunnen we niet zonder onze regenjas aan te trekken.

Vermits het nog maar even na twee uur in de namiddag is, hebben we nog ruimschoots de tijd om een bezoek te brengen aan de stad Antequera, op ongeveer 15 km hier vandaan. Doordat de stad op meer dan 500 m hoogte ligt, kijkt ze uit over de vruchtbare vallei rondom haar.

Aan de rand van de stad kunnen we parkeren op een gratis camperplaats (zonder voorzieningen). Even een korte rustpauze inlassen.

Op vijf minuten wandelen bereiken we het historische stadscentrum, waarvan een moors kasteel de trekpleister is. Na een grondige restauratie is het sinds 2008 terug geopend voor publiek. Voor 2 Euro pp mogen we de kasteelsite binnentreden en krijgen we zelfs een Nederlandstalige begeleiding via een app. We worden rondgeleid door niemand minder dan koning Ferdinand II van Aragon, de latere echtgenoot van Isabella van Castilie, die samen gekend staan als de ‘Katholieke Koningen‘. 

De islamitische medina bestaat uit twee delen. De ‘Alcazaba’ zelf neemt de volledige heuveltop in beslag ; een tweede verdedigingsring loopt lager. We gaan het Alcazaba binnen via de ‘Arco de los gigantes’, een triomfboog waarop enkele reuzenfiguren staan afgebeeld. De ‘Torre Blanca‘ doet dienst als woontoren. De ‘Torre del Homenaje‘ werd voornamelijk gebruikt door de soldaten en beschikt over verschillende etages. Boven op de toren werd in 1582, nadat Antequera was heroverd op de Moren, een klokkentoren gebouwd waarin de grootste klokken van de stad zijn gehuisvest. 

We bezoeken ook de naast het kasteel gelegen kerk, de Real Colegiata de Santa Maria la Mayor. Het is de eerste Renaissancekerk die in Andalusië werd gebouwd (1530-1550). Binnenin worden de drie beuken gescheiden door dikke ionische zuilen die het moorse houten dak dragen. Het gebouw wordt momenteel niet meer gebruikt als kerk, maar doet dienst als ruimte voor ontvangsten, concerten en tentoonstellingen. De afbeelding van ‘La Tarasca‘, de ‘Dame op de zevenkoppige draak’ trekt de aandacht van iedereen die hier binnen komt.

Wie Antequera aandoet is moreel verplicht om een bezoek brengen aan zijn archeologische site waarop de grootste Dolmen van Europa te vinden zijn. Jammer maar helaas, op maandag is de site gesloten. Misschien inplannen voor een andere dag ?

Bij het buiten rijden van de stad, stoppen we bij een carefour winkelcentrum voor wat noodzakelijke levensmiddelen. 

Weerkeren naar de camping in Ardales doen we langs een minder spectaculaire, maar veel comfortabelere weg, de A 384. We komen aan rond zeven uur.

Dinsdag 5/3/2024

Vandaag is het zover. Het hoogtepunt van onze reis : Caminito del Rey, het Koningspad.

Sinds 2015 is het gerenoveerde pad terug open gesteld voor wandelaars. Voordien was het sterk in verval geraakt en kreeg het de naam van ‘gevaarlijkste wandelpad van Europa‘ omdat er verscheidene mensen op verongelukt zijn. De laatste drie (Spanjaarden) in 2000. Na de grondige restauratie wandelen er nu zo’n 1000 mensen per dag over. Toeristisch gezien is het een schot in een roos, wat ook voor de werkgelegenheid in deze regio een welgekomen aanwinst is.

Aanvankelijk was dit pad echter geen toeristische attractie. Het werd vanaf 1901 in de rotsen aangelegd om het transport van goederen en personeel voor de bouw van de energiecentrales tussen de Chorro en de Gaitanejo watervallen gemakkelijker te maken. Na een bouwtijd van vier jaar werd de route in 1905 officieel geopend.

In 1921 gebruikte koning Alfonso XIII van Spanje dit pad bij de inhuldiging van de dam, Condo del Guadalhorce. Hij wandelde de hele route, heen en terug. Vandaar de naam ‘Caminito del Rey‘.

Volgens de receptioniste van de camping zouden onze tickets gereserveerd liggen aan de kassa op naam van Marc. Wat bij onze aanmelding aldaar, inderdaad zo is. Losse tickets kosten 10 Euro pp. Met gids 18 Euro. De meerwaarde van een gids lijkt ons gering. 

De weersvooruitzichten zijn goed voor vandaag. 

Met de fiets is het een tiental minuten rijden naar de parking vlakbij het begin van de wandeling, net voorbij restaurant ‘El Mirador‘. 

We laten onze fietsen achter op de gemeenteparking (gratis) na ze goed verzekerd te hebben met alle sloten die we bij ons hebben. Voor het parkeren van een auto wordt 2 Euro gevraagd voor een ganse dag. 

Via een kleine tunnel komen we op het aanlooppad naar het begin van de echte Caminito. De kassa’s bereiken we na ongeveer 2 km stappen. 

Voor we de eigenlijke caminito mogen aanvangen, krijgen we eerst nog wat nuttige (?) informatie over wat wel en niet mag tijdens de wandeling. Een helm (met haarnetje) opzetten hoort bij de verplichtingen. In de kloof zijn er geen eet- of drank- of sanitaire voorzieningen.  Binnen gaan gebeurt met een tijdslot. De kloof zelf is ongeveer drie km lang en slingert zich op grote hoogte door de machtige Desfiladero de los Gaitanes met onder ons de Rio Guadalhorce. In feite wandelen we hier op de bodem van de oceaan, die wel verticaal loopt. Miljoenen jaren geleden botsten tectonische platen hier tegen elkaar en stuwden de massa omhoog, vandaar de verticale loodrechte rotswanden. Met wat geluk vindt je in de kalksteenrotsen nog fossielen van dieren die ooit op de zeebodem leefden.

Aan de overkant van de kloof zien we een passagierstreintje passeren, tunnel in, tunnel uit. 

Solitair wandelen is haast onmogelijk. Vóór en achter ons lopen er gegidste groepen. Heel af en toe kunnen we een foto maken waar wij alleen op staan. De natuur rondom ons is adembenemend en spectaculair. Avontuurlijk is de tocht niet echt. Het pad is super beveiligd en regelmatig staan er bewakingsmensen om de mensenmassa in goede banen te leiden. Meestal stappen we over houten planken. Eén enkele keer lopen we over een glazen vloer waar het zicht naar beneden nog spectaculairder is. Halverwege de wandeling bevindt zich een brede open vlakte waar tot eind jaren ’60 nog een boerengezin woonde. De resten van hun huizen zijn nog zichtbaar. Hier stappen we over een aarden wandelpad, tussen bomen en struiken. 

Er is zelfs aan gedacht om een heliplatform aan te leggen voor eventuele noodevacuaties. 

Een hangbrug van 35 meter kondigt het einde van de kloofwandeling aan. Zwevend hoog boven ons hoofd, doen een tiental gieren ons in stilte uitgeleide. 

Na de oversteek via de hangbrug, dalen we langs trappen af naar een bredere weg. Nog twee km en we komen aan bij ‘El Chorro‘, het eindpunt van de spectaculaire wandeling. In een servicepunt kunnen we de helmen terug inleveren. Het valt ons moeilijk om een uitnodigend terras voorbij te stappen zonder er een koffie/biertje te drinken. We hebben het verdiend. Even verder wacht een autobus ons op, die ons voor 2,5 Euro pp terug brengt naar de startplaats waar we onze fietsen terug vinden. 

Ondertussen duidt de klok 13.00 uur aan. Het wandelen heeft onze eetlust aangewakkerd. Het idee dat geopperd wordt om te lunchen in het vlak bij gelegen restaurant El Mirador, botst op weinig weerstand. 

We krijgen een tafeltje aangeboden op het zonnige terras met uitzicht op één van de stuwmeren. Een temperamentvolle lokale kelner prijst ons met veel overgave de suggesties van de dag aan. Onze voorkeur gaat echter uit naar de mixed paella, kostprijs 30 Euro voor 2.

Met de fiets en een gevulde maag keren we terug naar de camper. Een korte rustpauze hebben we meer dan verdiend. 

De gevleugelde woorden van Bart Peeters “we moeten nog brood voor morgen vroeg“ in gedachte, doet ons beslissen om naar het stadje Ardales te fietsen hopend dat er zich onder zijn 2600 inwoners een bakker bevindt. Een fietstocht van acht km waarvan de helft met mooi zicht op het stuwmeer van ‘Conde de Guadalhorce’.

De siesta is hier in Ardales nog heilig. Zowat alles blijkt gesloten. Een bezoek aan de kerk ‘Iglesia de Nuestra Señora de los Remedios’ dan maar proberen? Het is een steile wandeling naar het hoogste punt van het dorp. De kerkdeur blijkt niet gesloten. Binnen in het huis van god worden we verwelkomd door Juan Duarte Berrocal. 

Of hij ons wat duiding mag geven over het interieur van de kerk ? We kunnen dit aanbod moeilijk weigeren. We krijgen een serieuze boterham Spaans te verwerken. Te bewonderen zijn : een grote rijke kapel, een kleine arme kapel die wel uniek is wegens zijn 13 zijden aan het plafond waardoor een asymmetrisch aspect ontstaat en een minuscuul klein (grootte 20 cm?) Christus beeldje in het koor. Tevens een prachtig plafond met houtsnijwerk in Mudejar stijl. We mogen (zonder enige verplichting) een kleine geldelijke bijdrage in een mandje deponeren achteraan in de kerk. Blijkbaar hebben we iets te veel interesse getoond want voor we buiten gaan wil Juan ons nog even een paar boeken voorstellen die van zijn hand zijn. Ze beschrijven enkele historische bezienswaardigheden die in de regio te vinden zijn. Alle foto’s die er in staan, werden genomen door Juan zelf. We voelen ons zo vrij om ons een boek toe te eigenen voor 18,50 Euro. 

Nog goed nieuws : er is een bakker(in) in het dorp en hij/zij is zelfs open. Ze vindt het zelfs niet erg dat we haar storen tijdens een verjaardagsfeest dat aan de gang is in de gelagzaal.

Met enig geluk geraken we wat verderop nog aan een drankje in de in feite zo net gesloten bar. Het leeggoed mogen we gerust achterlaten op ons tafeltje. 

Rond 18.30 terug aan de camper. 

Woensdag 6/3/2024.

Vandaag moeten we de camping voor 12 uur verlaten. Wat we ook doen .

Na een vijftal km rijden, zien we rechts van de weg een aanduiding naar ‘Mirador de los Tres Embalses‘. Een trap doorheen dennenbomen leidt ons naar een plateau vanwaar we een prachtige panoramisch uitzicht hebben over drie kunstmatige meren en over een aantal ons omringende bergketens ( Sierra de las Nieves en de Sierra de Huma of de Desfiladero de los Gaitanes, waardoor we gisteren hebben gewandeld ). Door de constructie van dijken, meren, bruggen en leidingen wordt sinds 1906 in de waterkrachtcentrale van Chorro elektriciteit opgewekt. De drie meren die we voor ons zien worden gevoed door de drie belangrijkste rivieren van de regio, de Guadadalhorce (de grootste), de Guadalteba en de Turon die ontspringt in de Sierra de las Nieves. 

De autoroute die de gps ons voorstelt richting Algorfa loopt via de A 92 over Granada. Deze autoweg kunnen we oprijden vlak bij Antequera. Een ideale gelegenheid om eerst nog even halt te houden bij de archeologische site met de Dolmen. Dit historisch erfgoed gaat terug tot in de bronstijd (3000 jaar v Chr). Sinds 2016 is de site UNESCO erfgoed. We vinden hier de grootste Dolmen die nog bestaan in Europa. Ze liggen net buiten de stad. Het is een verzameling van megalithische monumenten (structuren gemaakt van grote in elkaar passende stenen zonder gebruik te maken van een bindmiddel). Het nieuwe moderne informatiecentrum is (voorlopig nog) gratis te bezoeken. We krijgen er een didactische videovoorstelling waarin wordt getoond hoe indertijd deze monumentale bouwwerken (hoogst waarschijnlijk) werden geconstrueerd. Goed om te zien hoe vernuftig men te werk ging om stenen van 180 ton te transporteren en te manipuleren tot Hunebedden. 

Op de site kunnen we drie Dolmen bewonderen. Definitie van Dolmen : prehistorische constructie van grote stenen, waarvan er twee of meer verticaal zijn geplaatst en er bovenop een horizontale ligt (Dolmen = grote stenen tafel). Men vermoedt dat het begraafplaatsen waren, maar waarschijnlijk was dat niet het exclusieve gebruik. 

Dolmen van Menga. Meest indrukwekkend en oudste van de site, ongeveer 5700 jaar oud (d.i. 1200 jaar ouder dan Stonehenge). De grootste steen weegt 150 ton en is één van de grootste megalieten in Europa. De Menga corridor is gericht naar de Peña de los Enamorados. Deze berg wordt door de lokale bevolking de ‘Cabeza de Indio’ genoemd wegens zijn bijzonder profiel (hoofd van een Indiaan). 

Dolmen van Viera. Leeftijd is ongeveer 4500 jaar oud. Bijzonder is dat bij de dageraad van de lente- en de herfstequinox de zonnestralen door de ingang binnendringen en de grafkamer belichten.

 

 

Dolmen El Romeral. De grootste van de drie. Op een viertal km van de andere twee gelegen. Hij heeft een enorm (vals) koepelplafond. De wanden zijn gemetseld en bedekt door aarde en bomen. De ingang is rechtstreeks gericht op het hoogste punt van de Sierra de Torcal. Tijdens de winterzonnewende is de zon gericht op zijn gang zodat de stralen het diepste deel van de dolmen bereiken.

Deze site is zonder twijfel een bezoek waard. We hadden geluk dat het vrij rustig was. Maar ik kan mij best voorstellen dat het hier soms wel wat drukker is wanneer er enkele bussen met scholieren halt houden die op deze site hun culturele honger (moeten) komen stillen.  

 

We vervoegen terug de autoweg A 92 richting Granada, zoals hoger reeds vermeld. 

Even voor Granada verlaten we de snelweg om nog een ‘Pueblo mas Bonito‘ op te zoeken : Montefrio, een wit dorpje dat tegen een bergflank werd gebouwd waarboven een kasteel heerst. Nabij het ‘tanatorio‘ (uitvaartcentrum) vinden we ruime parkeergelegenheid.

Het kleine dorp heeft een rijke geschiedenis. Het was één van de eerste civilisaties op het Iberisch schiereiland (4500 v. Chr). Ook de Romeinen en de Visigoten wisten deze regio te appreciëren wegens zijn vruchtbare gronden. In de 15de eeuw was het een belangrijk Moors grensdorp tussen de koninkrijken van Granada en Castilla. De vele ‘Atalaya‘ (uitkijkposten) herinneren daaraan, alsook de ruine van het Moorse kasteel op de top van de heuvel. Montefrio bereikte het hoogste bevolkingsaantal (10.000 inwoners) tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) omdat toen veel mensen naar het platteland verhuisden om uit het heetst van de strijd te blijven. Vandaag zijn er nog 6300 inwoners. Zij leven vooral van olijfbomen en geiten. De geitenkaas van Montefrio is in heel Spanje gekend. Ook de toeristische sector zou van enige waarde moeten zijn, maar daar merken we vandaag weinig van. Alles is gesloten, nergens kunnen we iets eten of drinken. Ook de Iglesia de la Encarnacion, de kerk in het centum met grote koepel in pantheon-stijl, is jammer genoeg niet toegankelijk. De moed ontbreekt ons om die andere kerk gebouwd op de ruÏne van de Arabische vesting als symbool van de overwinning van het christendom op de islam op te zoeken. Na de verovering van Montefrio in 1486 besloten de katholieke koningen het alcazaba af te breken en er een kerk op te plaatsen. 

Vanop een uitkijkpunt aan de andere kant van het dorp hebben we een mooi zicht op de witte huizen. Dit uitzicht werd in 2015 door het magazine van National Geographic in de lijst gezet van de 10 mooiste panoramische uitzichten van de wereld. Naar onze bescheiden mening is dat net iets te veel hulde. 

De doodse sfeer in het dorp doet ons besluiten om hier toch maar niet te blijven overnachten en nog een vijftigtal km door te rijden tot Granada. De twee officiële camperplaatsen van deze stad zijn gelegen buiten het centrum en ze zijn niet echt goedkoop. Zullen we het erop wagen om in de buitenwijk van de stad een ‘gewone’ parkeerplaats op te zoeken ? We stellen onze camper in een nieuwe (in aanbouw zijnde) woonwijk in het noorden van de stad, met in de verte uitzicht op de besneeuwde bergtoppen van de Sierra Nevada. 

Met de fiets staan we op minder dan een half uur in het centrum van de stad. 

Eerst even acclimatiseren op het terras van ‘La Cueva de 1900’ met een streekwijntje.

Vervolgens wandelen we doorheen de sfeervolle arabische wijk richting Albaicin. We willen wat vervlogen herinneringen ophalen van een vorig bezoek aan deze prachtige stad. Het staat ons voor dat er in de wijk Albaicin leuke restaurantjes te vinden zijn met uitzicht op het imposante Alhambra. Dat blijkt inderdaad zo te zijn ; alleen ondervinden we snel dat wie niet vooraf gereserveerd heeft rechtsomkeer mag maken. Het mooie uitzicht over het Alhambra vanop de Mirador de San Nicolas bezorgt ons een warm innerlijke voldoening, maar stilt helaas onze honger niet. 

Terug in de benedenstad wagen we onze kans in het Italiaanse restaurant ‘Ossobuco‘. Het geluk is met ons. We krijgen een tafeltje toegewezen in het stemmige interieur. We kiezen voor een ‘pincha ‘, in feite een veredelde pizza ; om een pincha te bereiden gebruikt men een mix van bloemsoorten, veel water en een lange rijstijd. Het deeg wordt daardoor super luchtig en licht verteerbaar. Een pincha bevat minder zout en calorieën.  Superlekker. 

Rond de klok van tien vleien we ons tevree neder, onder de warme dons in onze woonwagen.

donderdag 7/3/2024.

Terugreis. 329 km tussen Granada en Lo Crispin

Rond 13.00 uur komen we ‘thuis’ aan in de calle Italia. 

Rondtoeren in het Spaanse Binnenland 

voorjaar 2024

Alhama de Murcia  26/2/24

El Berro

Barranco de Gebas, Embalse de la rambla de Algeciras  27/2/24

naar de Spaanse voorjaarszon 

februari 24

Dinsdag 6/2/24

Hoewel de temperaturen in Vlaanderen behoorlijk hoog zijn voor de tijd van het jaar, ze schommelen rond de tien graden, hebben we sinds weken, ja zelfs maanden de zon niet kunnen aanschouwen. Een azuurblauwe hemel, hoe ziet dat er al weer uit ? Wetend dat Algorfa al weken aan een stuk baadt in een zonovergoten sfeer, is het niet moeilijk om te begrijpen dat we uitkijken naar ons Spaans buitenhuisje met zwembad. Enkele dwingende ( ? ) afspraken doen ons het vertrek nog wat uitstellen. De jaarlijkse nieuwjaarsreceptie met onze buren vorig weekend, wilden we voor geen geld missen ; voor de dagziekenhuisopname van Maksim op maandag was vervoer door Marleen meer dan welkom. 

Dinsdag 6 februari staat in onze agenda in het vet aangestipt als : vertrek naar Algorfa. 

Marleen heeft zich al een tijdje bezig gehouden met het uitstippelen van onze heenreis. 

De gidsen ‘Les plus beaux villages de France’ en ‘Los Pueblos mas bonitos de España’ deden dienst als leidraad. Als we haar vooropgestelde planning zullen kunnen uitvoeren, belooft het een mooie heenreis te worden. 

Op onze vertrekdag zijn we naar ouwe getrouwe gewoonte al vroeg van tussen de donsveren. 

Even na 6 uur rijden we al richting Geraardsbergen. Opdat we de keuken proper zouden achterlaten, werd door de keukenchef wijselijk beslist om niet meer thuis, maar wel onderweg te ontbijten. Het frigootje van de camper heeft daarvoor alles in petto. 

Voorbij Lessen wisselen we de N 42 voor de E 42 richting Doornik/Rijsel.

Vermits we de betalende autowegen in Frankrijk willen mijden, verlaten we de A 1 even voorbij Lille. 

Wanneer rond 8.00 uur de ochtend begint te schemeren, is de tijd rijp om in de buurt van Puiseaux een stop in te lassen, op een parking langsheen de D 919. De wijde regio ligt hier bezaaid met talrijke oorlogsgraven. De parking waarop we geparkeerd staan behoort toe aan ‘Queens Cimetry’. Deze begraafplaats telt 527 geïdentificeerde graven uit de Eerste Wereldoorlog.

Ter hoogte van Amiens, de hoofdstad van de regio Picardie, kruist onze route de rivieren de Avre en de de Somme die even verder in Amiens samenvloeien. 

Gerberoy is het eerste ’mooie’ Franse dorp waar we halt houden. Het wordt in de gids bekroond met 2 sterren. Veelbelovend dus. Doch vandaag is het hier eerder een doodse bedoening. Het minder goede winterse weer zal daar misschien niet vreemd aan zijn. 

De honderden geurende klimrozen die de 17de en de 18de eeuwse vakwerkhuizen zouden moeten tooien, bevinden zich duidelijk nog in winterrust. Zonder twijfel zullen ze ’s zomers voor een geurige kleurenpracht zorgen. 

De post impressionistische schilder ‘Le Sidaner‘ had indertijd in dit dorp zijn hart verloren. Op de ruïnes van een oude vesting legde hij zijn ‘Jardins Henri Le Sidaner’ aan, die zeker en vast een bezoek waard zijn, in betere weersomstandigheden wel te verstaan. Zowat alles in het dorp blijkt gesloten te zijn. De 15de eeuwse kerk Saint Pierre, en het hoekhuis, Maison Bleu, zijn ons een foto waard. Veel meer valt er hier momenteel niet te beleven. De ongure koude doet ons verlangen naar een kop warme koffie. Een oude cafeetje met een in zomerse dagen toepasselijke naam La Terasse doet ons enigszins hopen. Het terraspoortje is toe maar niet op slot. We wagen het erop om het terras te betreden en geraken inderdaad binnen in het café/atelier/museum, waarbij we een man van jaren enigszins storen bij het lezen van zijn krant. Toch krijgen we door hem in alle vriendelijkheid een geurige koffie geserveerd. 

Het is half twaalf wanneer we een poging tot een tussenstop doen in een volgend mooi Frans dorp, ’Lyon la Foret’. Waarom dit dorp La Foret noemt is wel duidelijk. Het is immers gelegen temidden van een uitgestrekt bosrijk gebied. Volgens de gids klimmen in het dorp de blauwe regens en de clematissen langsheen de gevels van de vakwerkhuizen omhoog. We willen dat best geloven, maar ze doen dat waarschijnlijk niet in dit winterseizoen. Dit met eigen ogen controleren kunnen we echter niet vermits we spijts al onze goede wil geen geschikte parkeerplaats kunnen vinden voor de camper. De naar onze mening te hoge kostprijs voor een betalende plaats op de gemeentelijke camping hebben we er niet voor over. Een bezoek aan dit mooi dorp zal dus voor een volgende gelegenheid zijn. 

Even verder, in Vatteville, nemen we een lunchstop op een parking langs de weg. 

Kaartsgewijs bevinden we ons hier ongeveer in het midden tussen Le Havre en Parijs. Het is niet onlogisch dat onze route hier de Seine kruist. 

De N 154 voert ons via Evreux naar Dreux waar we de N 12 nemen. 

Ondertussen wordt de nood hoog, zo niet zeer hoog om de dieseltank bij te vullen. Je zult het zien, net dan zijn de tankgelegenheden op je route dun bezaaid. Total Energies nabij Alencon brengt redding. Een tankbeurt van 102,- Euro zorgt voor een gevulde tank, een opgesoupeerd dagbudget maar toch enige gemoedsrust. 

In Saint-Suzanne, de parel van de Maine en tevens het derde mooie dorp van onze eerste reisdag ( 3 mooie dorpen op 1 route, wat een planning ! ), kunnen we overnachten op een officiële camperplaats, vlakbij het middeleeuwse centrum. Met onze Pass Etapes-kaart krijgen we toegang tot de parking, mits betaling van 15 Euro ( alle voorzieningen inclusief ).

Ondanks de ongure wind zijn we nieuwsgierig naar het historische dorpscentrum

Ook hier overheerst de winterrust. De toegangspoort naar de kasteelsite met zijn indrukwekkende donjon (11de eeuw) en zijn vestingmuren uit de 14de eeuw, blijkt gesloten. Goed ingeduffeld maken 

we een korte wandeling doorheen de middeleeuwse steegjes. Vanuit de hoogte kijken we uit over het Foret de Charnie en de loop van de rivier Erve. 

Tot onze grote vreugde herbergt het dorp een warme bakker, die zijn deur ’s morgens reeds opent om 7.00 uur. Prettig vooruitzicht voor morgen !

Voor vanavond heeft Marleen een heerlijk Hello Fresh menu in petto : salade van krieltjes, biet, tonijn, botersla en appel. 

Slechts één mobilhome zal ons vannacht gezelschap houden op de parking.

Woensdag 7/2/2024

7.30 uur. Het is buiten 10 graden. Weersvooruitzichten voor vandaag : 100 % regen !

De geur van versgebakken brood leidt ons naar de warme bakker die we gisteren ontdekt hadden. Pain, baguette of flute (en geen pipe zoals Marleen suggereerde !) ?? We prefereren de baguette. 

In een miezelende regen ontlasten we de camper en vullen we wat water bij. 

Met het deprimerend weerbericht in het vooruitzicht kunnen we niet beter doen dan gezeten in onze knusse wagen wat kilometers afmalen. 

Via de A 85 schieten we inderdaad goed op. We verlaten deze autoweg nabij Saumur waar we de breedvloeiende Loire overrijden en de D 938 gedurende lange tijd volgen.

Een veelbelovende toeristische aanwijzing ‘ Centre Ancien’ doet ons stoppen in Thouars voor een middagpauze. We vinden vlugger dan verwacht (gratis) parking op een centraal plein. De regen is ondertussen opgehouden.

Thouars is gelegen op een hoge rots die wordt omgeven door een meander van de rivier Thouet. Het is bekend als één van de sterkste forten in de regio en was het toneel van vele veldslagen tussen Frankrijk en Engeland, vooral ten tijde van de Honderdjarige Oorlog. De stad heeft nog veel overblijfselen van zijn eeuwenlange geschiedenis. Het kasteel van de hertogen van Trémoille dateert uit de 17de eeuw en is tegenwoordig de thuisbasis van het college van Marie-de-la-Tour-d’Aulvergne. Het werd gebouwd op de overblijfselen van een oud kasteel uit de 8ste eeuw. Het historisch monument bestaat uit een oranjerie (die diende als voorbeeld voor die van Versailles), een kapel, stallingen en een prachtige binnenplaats.

In de stad zijn nog verschillende herenhuizen te bewonderen. Maar in de winkelstraten van het centrum valt ons de grote leegstand op. 

Bij gebrek aan een gezellig eet-etablissement lunchen we in onze knusse camper. 

Nog zo een 150 km voor de boeg richting La Rochelle/Rochefort. 

Ons einddoel voor vandaag : het met twee sterren aangestipte ‘beau village’ Brouage.  

Brouage heeft een vreemd aanzicht. Deze voormalige versterkte haven was ooit de grootste aan de Atlantische kust maar strandde letterlijk in de moerassen. Het silhouet van de stervormige vesting doemt plots op uit een labyrint van grachten en beken, waartussen we onze camper moeten manoeuvreren. We rijden het dorp binnen doorheen de Porte Royale, en een tweehonderd meter verder, terug buiten doorheen de Porte de Marennes aan de noordkant, alwaar vroeger de zee zich bevond, en nu nog een vaargeul stroomt   

Ongeveer 500 m buiten het dorp bevindt zich een primitief ingerichte camperplaats. Met dit winderige, regenachtige weer zien we het niet zitten om zo ver (?!) te stappen om het dorp te bezichtigen. We zoeken en vinden een parkeerplaats binnen de omwalling. Echt zoeken moeten we immers niet. Ik denk dat we zowat de enige toeristen zijn die hier momenteel rondlopen. Toch trotseren we regen en wind om een glimp op te vangen van het bijzondere ‘stadje’. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat het in de zomer hier over de koppen lopen is.

Momenteel is zowat alles gesloten, cafés, restaurants, winkeltjes. De meeste zijn gehuisvest in voormalige magazijnen of ateliers. 

Langs de vestingmuren wandelen we op de met gras begroeide weergang. Op deze hoogte heeft men een mooi beeld van de indeling van deze versterkte plaats en kan men bij goed weer weliswaar, genieten van het weidse uitzicht op het moeras en op de eilanden Aix en Oléron. 

De Eglise Saint-Pierre kunnen we wel binnentreden. Gebouwd in 1608 en hersteld dankzij de steun van de stad Quebec ( en Canada ). Er loopt nu een tentoonstelling : Nieuw Frankrijk in Noord-Amerika en Canada. We krijgen niet de tijd en de gelegenheid om ons te verdiepen in dit boeiende thema. We worden immers al snel aangesproken door de toezichthouder van de kerk die ons vriendelijk maar kordaat naar buiten weet te leiden zodat hij de kerkdeuren kan afsluiten. Van hem komt wel de welkome tip dat er iets verderop in het dorp vandaag een bar open is. Daar bestellen we een lokaal wit wijntje om ons lijf op te warmen en ons gemoed op te peppen. Veel culinaire keuzes hebben we niet vanavond ; het wordt een diner in de camper.

Een donkere regenachtige nacht ligt in het verschiet. 

Donderdag 8/2/2024 

7.30 uur : 11 graden / regen, regen, regen !!!

8.30 uur : we vertrekken. Vermits we op een gewone autoparking staan, zijn er hier uiteraard geen campervoorzieningen. We prijzen ons gelukkig dat we ons gisteren avond niet op de onverharde camperplaats buiten het dorp hebben gesteld. Door de aanhoudende nachtelijke neerslag zal het daar waarschijnlijk meer op een drassig moeras lijken dan op een parking, wat wel eens voor problemen zou kunnen gezorgd hebben bij het wegrijden.

Hoewel niet super urgent, dringen twee zaken zich op, een tankstation en een bakker. 

Beide vinden we in de stad Saujon. In plaats van de 2,0 Euro die we gisteren moesten ophoesten voor één liter diesel, betalen we hier slechts 1,7 Euro. Naast het tankstation bespeuren we een bakkerijtje. Twee welgekomen vliegen in één klap.

En geloof het of niet, ondertussen is het opgehouden met regenen. Een gesloten wolkendek blijft wel boven ons hoofd dreigen.  

Bij het naderen van Bordeaux, neemt de drukte toe. Stilaan maar zeker slipt de A 10 ringweg dan ook dicht. 

Van zodra we de file achter ons kunnen laten, houden we even halt op een parking langsheen de A 63 richting Bayonne/San Sebastian. Nog 200 km tot de Frans-Spaanse grens. Tweemaal worden we door onze gps van de autoweg af- en weer opgeleid, wat een legale truc blijkt te zijn om de péage te ontwijken. 

Tijdens de laatste 25 km voor de grens, rijden we van de ene agglomeratie in de andere waardoor we niet snel opschieten en het drukke verkeer voor enige stres zorgt. Bayonne - Biarritz - Saint-Jean-de-Luz - Ciboure.

In Saint-Jean-de-Luz is een officiële camperplaats nabij de haven. Het geluk is aan onze kant. We bezetten de laatste lege plaats op de parking die voorbehouden is voor een tiental campers. Met voorzieningen kost het ons 4 Euro ( water tanken bijkomend te betalen ). 

Met voorzieningen kost het ons 4 Euro ( water tanken bijkomend te betalen ). 

Tijdens een korte wandeling in de badstad komt voor de eerste keer tijdens deze reis een echt vakantiegevoel bij ons naar boven. Even geen regen, een (water)zonnetje dat ons toch enige warmte probeert te geven (20 gr), kuierende mensen op straat, winkels die open zijn, uitnodigende terrasjes. Voortgaande op wat we kunnen bewonderen in de etalages van de vele boetieks en souvenierwinkels blijkt linnen de specialiteit van deze regio te zijn. 

We steken even ons hoofd (en uiteraard ook de rest van ons lijf) binnen in de église Saint-Jean-Baptiste. Een aan het plafond opgehangen vissersboot is de eye-catcher. Met het aansteken van een kaarsje behouden we een ingetogen trouwe gewoonte om even te denken aan zij die niet meer bij ons zijn.

Wandelend over de mooi aangelegde promenade langsheen statige rood-witte herenhuizen die geschiedenis uitstralen, hebben we uitzicht op de schelpvormige baai met uitgebreid zandstrand. In de verte bruist de Atlantische Oceaan.

Een overdekt terras (uitgerust met warmtestralers weliswaar) geeft ons de gelegenheid om met een wit wijntje te toosten op de (hopelijk) mooie dagen die nog komen moeten. De timing zit goed. Wanneer we even later in de camper, met uitzicht op de vissershaven genieten van een Hello Fresh maaltijd, worden de hemelsluizen nog maar eens geopend.

Doordat de camperplaats geprangd ligt tussen een zeer drukke kustweg en een spoorlijn met vlakbij gelegen station, is het ’s avonds wel wat lawaaierig. Maar klagen gaan we zeker niet doen.

Het Baskische grensstadje Saint-Jean-de-Luz lijkt me een mix te zijn van een exclusieve badstad met een gemoedelijke vissershaven. Hoewel het Baskisch geen officiële taal is in Frankrijk worden in deze regio de namen van steden en dorpen toch dikwijls in twee talen aangeduid.

 

 

 

Vrijdag 9/2/2024

7.30 uur : 12 graden / lichte regen.

Hevige windstoten deden de camper gisteren avond en vannacht heftig schudden en beven. We rolden net niet uit ons bed. 

Het auto- en trein-lawaai viel ’s nachts best mee. De eerste (?) trein heb ik wel rond zes uur horen vertrekken. 

Van een korte regenpauze maken we gebruik om de camper te ledigen en de watertank gedeeltelijk bij te vullen. De koppeling van onze waterslang is immers niet compatibel met de waterkraan van de service zuil.

Rond 9.15 komen we, na een half uurtje rijden, al toe in Hondarribia, een grensstadje op Spaanse bodem dat vermeldt staat in de gids van de mooiste Spaanse dorpen.

Zoekend naar een parkeerplaats valt ons oog op een kleine parking, verscholen tussen enkele huizen waarop enkele campers staan. 

We bemerken geen specifieke voorschriften in verband met parkeren, noch gebod- noch verbodstekens.

Dus vullen we het laatste lege plekje tussen de rij campers op.

Tijd voor een verkenning van het eerste Spaanse stadje van onze reis. 

De rivier Bidasoa vormt de natuurlijke grens tussen het Spaanse Hondarribia en het Franse Hendaye. 

Het stadje heeft nog een middeleeuwse dorpskern (casco antiguo) omringd door een oude stadsmuur, ophaalbruggen en slotgrachten. De stijgende en dalende steegjes geven het een zeer pittoresk uitzicht. 

Typisch voor het stadje zijn de verzorgde kleurrijke huizen met houten balkons, Baskische vissershuisjes. 

De statige parador van de stad was ooit het kasteel van Keizer Karel V. Sinds 1968 biedt men hier kamers aan die destijds slaapplaatsen waren van de Keizer en Felipe IV en andere beroemdheden. 

Wandelend op de promenade Paseo Butron hebben we een prachtig zicht op de baai, de riviermonding en het Franse Hendaye aan de overkant van de rivier. 

Lang trekken we ons bezoek niet. We voelen ons immers niet al te gerust over de parking waarop we de camper achterlieten. Gelukkig vinden we ons mobiel huisje intact weer. 

Na een tweetal uur rijden, met onderweg een tussenstop voor een goedkope tankbeurt (1,4 Euro), arriveren we in Pamplona rond 12.00 uur. 

Voor 10 Euro ( alle voorzieningen inclusief ) mogen we ons een plaats toe-eigenen op de mooi verzorgde officiële camperplaats van de stad, vlakbij het centrum dat we bereiken na 15 minuutjes stappen. Onze knorrende magen stillen we met een stevige  middaglunch in het stemmige interieur van restaurant Bearan, voor 45 Euro, een fles witte wijn inclusief. 

Pamplona of Iruña in het Baskisch, is de hoofdstad van de regio Navarra. De stad is aan de rivier de Arga gelegen en telt een kleine 200.000 inwoners. 

De stad die door de Romeinen werd gesticht (Pompaelo = stad van Pompeius), was in de middeleeuwen de hoofdstad van een rijk dat zich uitstrekte tot ver voorbij de Pyreneeën. Eeuwenlang heeft de stad de invloed van Frankrijk ondergaan, maar in de 16de eeuw werd de regio ingelijfd bij Spanje. 

De stad heeft nog steeds iets weg van een vesting met zijn eeuwenoude verdedigingsmuren en zijn vijfhoekige citadel. Het oude centrum bestaat uit smalle steegjes en kleurrijke huizen. 

De Plaza del Castillo is het centrum van de stad. Het grote vierkante plein met karakteristieke kiosk (misschien een voorbeeld voor die van Eske ?), is omgeven door zuilengalerijen en fraaie gebouwen uit de 18de eeuw. We vinden hier vele gezellige terrassen, tapasbars en restaurants. Het authentieke Café Iruña (nr 44) was eertijds de geliefkoosde plek van Hemmingway en werd meerdere malen in zijn boeken beschreven.

Op dit plein komen de belangrijkste winkelstraten uit o.a. San Nicolas en Estafette, beide bekend voor de ‘pinchos’ barretjes die we zeker eens zullen moeten uitproberen, misschien bij een volgende doortocht.

Een bezoek aan de Catedral de Santa Maria La Real laten we niet links liggen. In de 14de en 15de eeuw werd deze gebouwd op de overblijfselen van een romaanse kerk. Zijn façade is neoclassicaal (1799) en het interieur is Frans gotisch. Binnen kunnen we de sarcofagen van Karel III en zijn gemalin Eleonore van Aquitanië bewonderen. Het bezoek van de prachtige kloostergalerij  en een modern museum, met een zeer  interessante expositie/reflectie over ‘El Occidente’, is ingegrepen in de inkomprijs van 2 X 4 Euro ( reductieprijs voor ‘jubilados’ :-) 

  De arena van de stad bevindt zich (uiteraard) op de plaza de Toros maar blijkt (momenteel toch) niet toegankelijk te zijn voor toeristen. Tegenover de arena, in de Avda. de Roncesvalles, staat een aan het stierenvechten gewijde beeldengroep van kunstenaar Rafal Huerta, Monumento al Encierro. Het imposante bronzen kunstwerk beeldt enkele jonge mannen uit die voor de stieren uitlopen en daarbij hun gedurfde vaardigheid tonen. Pamplona is immers bekend om het Festival San Fermin. Van 6 tot 14 juli staat de stad op zijn kop en wordt het volksfeest ter ere van de heilige Fermin gevierd met optochten van reuzen, wijnfeesten en danspartijen. Het hoogtepunt is de ‘encierro’, waarbij dagelijks honderden mannen door de afgezette straten rennen daarbij opgejaagd door de briesende stieren die ’s avonds in de arena zullen vechten. 

Op de plaza de Consistorial kunnen we het mooie 17de eeuwse stadhuis bewonderen. Het is nu de zetel van het regionale bestuur van Navarra en elk jaar wordt hier door de burgemeester het startsein gegeven voor het feest van San Fermin.

Even de benen wat rust gunnen bij het drinken van een ‘cafe solo’. 

Wanneer we rond half vijf terug bij de camper aankomen begint het weer maar eens te regenen.

Zaterdag 10/2/2024

8.00 uur : 6 graden en weer maar eens regen !

Om 9.00 uur gaat de slagboom die de ondertussen goed gevulde camperparking afsluit, voor ons open. 

Het beetje regen hield ons niet tegen om de camper te ledigen en het waterreservoir terug bij te vullen.

Marleen heeft op ons routeplan voor vandaag nog enkele mooie Spaanse dorpjes aangeduid. 

Het eerste bereiken al we na een uurtje rijden, Olite. We parkeren net buiten het stadje ; de uitgebreide parkeergelegenheid wijst er op dat men er hier duidelijk op voorzien is om een grote toeloop van toeristen te ontvangen . 

Olite (of Erriberri in het Baskisch) telt slechts 4000 zielen Het was eertijds een Romeinse vesting waarvan de muren later dienden tot bescherming van het dorp. Koning Karel III de Navarra vestigde hier zijn zetel en liet het toenmalige kasteel uitbreiden tot een paleis, het Palacio Real de Olite. Het was in die tijd één van de meest luxueuze kastelen van Europa. 

We treden het stadje binnen via de Plaza de los Teobaldos. Op dit met imposante bomen beplante plein vinden we het Wijnmuseum met annex het toeristenbureau. Olite is immers ook de wijnhoofdstad van het wijngebied Baja de Montaña. Het museum geeft inzicht in de wijngeschiedenis van het dorp, de wijnbouw en de wijnbereiding.

Onze aandacht gaat vooral uit naar het Koninklijk Paleis, Castillo de los Reyos de Navarra, dat voor 2 x 2,5 Euro ( jubilados ! ) te bezichtigen is. 

Het oudste deel van het paleis is nu ingericht als een prachtig Parador Hotel. Tijdens ons bezoek aan het paleis met zijn  rijke versieringen kunnen we ons voorstellen hoe het hofleven er in de middeleeuwen uitzag zowel binnenskamers als in de mooi aangelegde tuinen. De zeer interessante uitleg krijgen we te horen via een app die we konden installeren bij het receptie.

Naast het paleis krijgen we ook toegang tot de 13de eeuwse kerk Santa Maria La Real, die een met beelden versierd hoofdportaal heeft en een retabel uit de 16de eeuw. 

Bij toeval merken we dat een nabijgelegen hoge bakstenen schoorsteen zeer onlangs de thuisbasis is geworden voor een luid klepperende ooievaarsfamilie. 

We kopen een broodje en drinken een koffie in een lokaal bakkerijtje. 

Na een korte lunch in de camper kunnen we rond half één onze reis verder zetten.

Tweehonderd km moeten we nog rijden om het volgende mooie dorp te bereiken : Anento.

Geloof het of niet ; maar tijdens deze rit heb ik voor de eerste keer op onze reis mijn zonnebril  mogen/moeten opzetten. 

In Anento kunnen we de camper parkeren op de publieke parking voor 2 Euro. De straat oversteken en we betreden het kleine dorp met slechts 105 bewoners waarvan de huisjes tegen een berghelling zijn gebouwd.

In de jaren 80 was het dorp zo goed als verdwenen. Op een bepaald moment verbleef er in de winter nog slechts één inwoner en die sliep zelfs niet alle nachten in het dorp. Vanaf 1987 kwamen er terug wat families wonen waarvan er enkele verwant waren met zij die er voordien waren vertrokken. Zij hebben door hard te werken er terug een pittoresk leefbaar dorp van gemaakt. We wandelen naar het kasteel, waarvan slechts nog één (sterk gerestaureerde) muur overeind staat. 

De koude wind doet ons beschutting zoeken in de enige bar die we open vinden. Het artistieke interieur met beeldhouwwerkjes, schilderijen en schetsen wijst er op dat de bar hoogst waarschijnlijk wordt open gehouden door kunstenaars. Even twijfelen we om ons een paar kleine kleurrijke schilderijtjes aan te schaffen maar het te beperkte budget van een gepensioneerd echtpaar is een onoverkomelijke struikelblok. We houden het bij een eerder bescheiden bijdrage aan dit kunstenaarsdorp door het nuttigen van twee witte wijntjes. 

 

We overwegen even om op de parking te overnachten, wat blijkbaar toegelaten is. Maar we besluiten toch om nog een vijftigtal km verder te rijden tot de stad Calamocha alwaar volgens de Park4Night app ook overnachtingsmogelijkheid is.

Om 17.00 uur rijden we achter Hotel Fidalgo een groot verhard plein op dat waarschijnlijk eerder bedoeld is als parkeerplaats voor vrachtwagens. Gratis parkeren is hier mogelijk. 

Volgens onze beperkte informatie zijn de enige bezienswaardigheden in Calamocha zijn Romeinse brug en zijn Mudejar kerk. We trotseren de stevige wind en ongure koude (6 graden) door al de winterse kledij aan te trekken die we in de camperkast vinden. Zodoende kunnen we u van beide voornoemde bouwwerken een persoonlijk genomen foto tonen. Om de authtentieke Romeinse brug over de Jiloca rivier te bereiken moeten we een kwartiertje stappen. De kerk in Mudejar stijl passeren we gelukkig op de terugweg. 

Een fikse hagelbui dienen we nog te incasseren voor we het beschermende interieur van ons mobiel huisje terug kunnen betreden. 

Wat smaakt die huisbereide spaghetti !

Zondag 11/2/2024

8.00 uur : NUL graden en een gesloten wolkendek boven ons.

Rond vijf uur vannacht werden we gewekt door ritmische bastonen van discomuziek waarvan we de oorsprong niet direct kunnen thuisbrengen. 

De slaap was vanaf dan een beetje zoek ; nog gezocht maar niet meer gevonden. 

Na een snel ontbijt verlaten we de ruime lege parkeerplaats. Op weg naar ons einddoel, Lo Crispin.

Marleen heeft voor onderweg echter nog één mooi plekje in petto, Alcala del Jucar. Om dat te bereiken moeten we eerst ongeveer 250 km afhaspelen.

Het dorp ligt in een bocht van de rivier de Jucar. 

Via enkele spectaculaire haarspeldbochten dalen we af om het in de diepte gelegen dorp te bereiken. Ruime parkings doen vermoeden dat het stadje tot een toeristische attractie is uitgegroeid. Voor 2 Euro mogen we 24 uur blijven staan. 

Een handvol huizen, gekroond met oranje daken ligt gegroepeerd op een helling van de rots waarop de Almohaden in de 12de eeuw een kasteel bouwden. Het dorp wordt weerspiegeld in de rivier waarover een Romeinse brug loopt die het moderne deel verbindt met de oude stad. Tussen de smalle steile straatjes van het oude gedeelte verrijst de slanke toren van de kerk van Sint Andres. In de kalksteenrots die de stad ondersteunt werden er talloze grotten uitgegraven waarvan sommige een geschiedenis hebben van meer dan 700 jaar. Het gebruik ervan was zeer divers, van stallingen tot clandestiene schuilplaatsen. Enkele worden toeristisch uitgebaat. De complexen met de meeste geschiedenis zijn die van ‘La Cueva de Garden’ en ‘La Cueva del Diablo’. Bij een bezoek van de ‘Cueva del Diablo’ kunnen we met eigen ogen vaststellen hoe indrukwekkend het gangenstelsel en de uitgehouwen ruimtes zijn. 

Alcala del Jucar situeerde zich op de koninklijke verbindingsweg van Castilla naar Levante. Iedereen die zich langs deze weg wilde verplaatsen, moest via de Romeinse brug de rivier oversteken, waarvoor tol moest betaald worden. Vanuit de grot had men een goed uitzicht over de stad en kon men controleren wie de rivier overstak.

We laten ons verleiden tot een middaglunch in restaurant ‘Mirador de Alcala del Jucar’. Met een mixed paella en een witte wijn trachten we de kilte uit ons lijf te verdrijven. Jammer dat onze tafel zo dicht bij de steeds weer open en toe gaande buitendeur staat waardoor telkens er iemand binnen of buiten gaat wij een ijskoude luchtstroom over ons heen krijgen. 

Rond half vier verlaten we het pittoreske dorpje, dat zeker een omweg waard is

We richten de snuit van de camper in de richting van Alicante om rond 19.00 uur blij en voldaan aan te komen in ons huisje in Lo Crispin. 

Delen Deel Share Delen

Noorwegen mei 2023

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Met camper (en ongenode ziektekiemen) naar het zonovergoten Spanje.

Maandag 10/06/2024

We hebben ons vertrek naar de warmte en de zon meer dan lang genoeg uitgesteld. 

De laatste reden tot uitstel heeft alles te maken met onze ( mijn ) oprechte burgerzin. 

Wie zal het zeggen, maar de verkiezingen van 9 juni zullen misschien zo een invloed hebben op ons land en gans Europa dat die dag in de toekomstige geschiedenis boeken zal vermeld worden. En daarom wil ik niet nalaten om voor ons vertrek eerst nog mijn stem uit te brengen, zelfs een dubbele stem door de volmacht die onze Berlijnse telg me gaf.

Of het resultaat de toekomende geschiedenis boeken zal halen, valt nog te bezien. Maar je kan op zijn minst zeggen dat deze verkiezingsuitslag niet vanzelfsprekend is. Vijftig procent van alle Vlamingen stemmen Vlaams. Echter niet het Vlaams Belang wordt de grootste partij in Vlaanderen, maar wel de NVA waardoor Bart de Wever als grote overwinnaar uit de bus komt. 

De Vlaamse kiezers hebben minder rechts en meer links gestemd dan vooraf algemeen verwacht werd. Of mijn stem(men) tot dit resultaat hebben bijgedragen laat ik hier wijselijk in het midden. 

Maandag morgen, 8.00 uur, zijn we verheugd wanneer we dan toch met de camper kunnen vertrekken. In een slecht gesternte weliswaar, in de regen, bij slechts twaalf graden, en Marleen die zich allerminst in topconditie voelt. Gisteren had ze nog koorts. 

Het kan alleen maar beter worden, denken/hopen we dan. 

De aanzet van onze reisroute loopt via Geraardsbergen en Lessen. Dan stuurt onze gps ons over ongekende regionale binnenwegen via Ath en Valenciennes naar Marle, waar we de N 2 bereiken, die ons vanaf hier op een iets snellere manier richting Parijs voert via Laon en Soissons. 

Voor we de Parijse drukte induiken, slaan we linksaf en volgen we de N 104 zuidwaarts. Wat verder zien we de wegwijzers Melun en Fontainebleau, wat het koninklijke einddoel voor vandaag zal worden.

Na 360 km, rijden we rond 15.00 uur de indrukwekkende oprijlaan op van het paleis, een hobbelige kasseilaan tussen eeuwenoude bomen met in de verte zicht op de imposante kasteelgebouwen. Parkeren langs deze oprijlaan is toegestaan. 

De inwerkingstijd van een Dafalgan later, begeven we ons met regenjas en paraplu naar de ingang van het kasteel. De prachtige structuurtuinen met zijn immense vijvers kunnen gratis bezocht worden, maar met dit regenweer lijkt ons dat vandaag geen goed idee. Voor 12,- Euro pp mogen we als ingebeelde notabelen het majestatische interieur van het kasteel binnentreden en bewonderen, met begeleiding van een Nederlandstalige audiogids ( 4,- Euro extra pp ), die ons informatie kan geven over de grote en de pauselijke appartementen, maar blijkbaar niet over het museum van Napoleon. 

Het was koning Francis I die hier in 1528 een nieuw kasteel liet bouwen op de ruïnes van een middeleeuws kasteel. In de 17e eeuw werd het sterk uitgebreid door koning Henri IV. Ook diens opvolgers, Lodewijk XIV, XV en XVI deden in de 18e eeuw hun koninklijke duit in het spreekwoordelijk zakje. 

Tijdens de Franse Revolutie was het kasteel enige tijd in gebruik als militaire academie. 

In 1804 liet Napoleon het kasteel opknappen en vergrootte het met 40 appartementen, met het oog op het verblijf van Paus Pius VII en zijn pauselijke hofhouding. De paus verbleef er van 23 November tot 28 december 1804 om Napoleon tot keizer te zalven. 

Napoleon woonde in het kasteel van 1805 tot 1810 en ging dan tweemaal per week jagen in de uitgestrekte bossen errond.

Aan de voet van de hoefijzertrap (le Fer à Cheval) op de ‘Cour du Cheval Blanc’ of ‘Cour des Adieux’ nam hij in 1814 afscheid van de keizerlijke garde wanneer hij verbannen werd naar Elba. 

Tot en met Napoleon III beschouwden alle Franse staatshoofden het kasteel als één van hun woonhuizen en hun belangrijkste jachtresidentie, naast Chambord.

Het domein en het kasteel staan op de Werelderfgoed van de Unesco. 

Ook om terug te keren van het kasteel naar de camper hebben we ons regenscherm vandoen.

Souper in de camper : Beef teriyaki met noedels, een Hello Fresh receptje dat met veel liefde en vakkundigheid wordt geprepareerd en geserveerd door uw schrijvende dienaar. 

In de vooravond bereiken enkele waterige zonnestralen doorheen het bladerdak van de bomen het campervenster

Dinsdag 11/06/2024

7.00 uur : 8 graden ;  weersverwachting voor vandaag tot 17 graden.

Vermits we gisteren niet veel konden genieten van de tuinen rond het kasteel, plannen we vandaag, onder zowaar een opkomende zon, voor we vertrekken een wandeling om de sfeer op te snuiven in deze betoverende tuinen. Een viertal tuinen kunnen worden onderscheiden. De ‘Diana Garden’ is de kleinste en dankt zijn naam aan het standbeeld van Diana met een hinde. Het is een landschapstuin in Engelse stijl. In de Engelse tuin, met de ‘Belle-Eau’ fontein vinden pittoreske landschappen met een rivier en kronkelende paadjes, een kunstmatige rots en bovenal een opmerkelijke collectie van exotische bomen. De ‘Grand Parterre’ is de grootste tuin in Franse stijl van Europa en heeft door de tijd zijn geometrische structuur behouden. Verderop zijn er nog uitgestrekte parken. 

Dit alles hadden we inderdaad kunnen bewonderen, moest de getraliede toegangspoort niet gesloten geweest zijn. Vermits die pas open zal gaan om 9.30 uur beslissen we om daar niet op te wachten.

“Ieder nadeel heb zijn voordeel” zei ooit een zeer gerenommeerd Nederlandse voetballer met enige zin voor filosofie. Om 8.20 kunnen we de motor van de camper al starten. Eerst doorkruisen we de prachtige en immens grote bossen in en rond Fontainebleau. 25.000 ha, waarvan 17.000 voor publiek toegankelijk  worden door verschillende routes doorsneden. Er zijn stiltezones afgebakend voor wandelaars en ruiters. De bewegwijzerde voetgangerspaden sluiten aan op de rijwegen. De ‘Route Ronde’ voert langs de voornaamste plekjes van het boscomplex.

Even voorbij Nemours vervoegen we de RN 7 die we enige tijd zullen blijven volgen. Vanaf de stad Briare zien we regelmatig de Loire rechtsvan ons opduiken. 

Zullen we een koffiepauze inlassen in Pouilly sur Loire, een buurgemeente van het ons reeds gekende Sancerre, maar wel op de andere oever (rechter) van de Loire gelegen? Pouilly mag dan wel een grote naam zijn op wijngebied. Architectonisch is er duidelijk minder te bewonderen dan in Sancerre. 

Het enige dat hier het bezoeken waard is, is de ‘Tour de Pouilly’, die we eerder bij toeval ontdekken op een pleintje weggemoffeld tussen enkele rijhuizen. In restaurant ‘ Le Chai ‘, wil men ons een een koffie serveren, nadat we het eerst wel heel beleefd moeten vragen hebben. 

Vanaf de stad Nevers blijven we de zeer comfortabele RN 7 volgen, maar wisselen we de Loire naast ons in voor de Allier, die trouwens in de Loire uitmondt in Nevers. De volgende grote stad die we passeren is Moulins, die we reeds kennen van een vroegere stop.

Vanaf hier rijden we op onze vertrouwde D 2009, een kaarsrechte tweevaksweg, enigszins verheven boven de omringende velden en akkers. Moulins - Saint-Pourcain -  Gannat - Riom. Via de A 71 bereiken we de A 75, de tolvrije autoweg, La Méridienne die Clermont-Ferrand verbindt met Béziers. Met zijn 1121 m hoogte is de col des Issartest het hoogste punt op de Franse autowegen. 

 

De hoge vulkanische toppen ( les Puys ) die normaal in deze omgeving het landschap domineren, hebben zich vandaag verscholen in een dichte nevel en mist. 

Lang rijden we niet op de A 75, slechts een tiental kilometers. Marleen heeft in haar arsenaal mooie Franse dorpen nog een parel weten op de kop te tikken : Saint-Floret.

Rond 16.00 uur parkeren we ons tussen de openbare weg en een bruisende riviertje, Le Couze Pavin. In dit kleine dorpje ( slechts 250 inwoners ) zou een parking moeten zijn waar we ons eventueel kunnen stellen om te overnachten. De nauwe, steil oplopende straten nopen ons om toch even op verkenning te gaan om ons er van te vergewissen of we die parking kunnen bereiken met de camper. Naast het gemeentehuis vinden we een kleine parking, niet groter dan voor enkele auto’s. Een beetje riskant om hier een camper te plaatsen, want veel manoeuvreerruimte is hier niet voor handen. Voorlopig geven we de voorkeur aan de plaats langs de rivier. Om te vliegvissen in het snelstromende water is dit misschien goed weer, maar wij hadden toch iets droger en zonniger weer in gedachten. 

In de gietende regen wagen we het erop om op verkenning te gaan in het door steile rotsen omgeven dorpje. Het dorp zou ontwikkeld zijn aan de voet van een kasteel. Bij het klimmen naar de ruïnes daarvan kunnen we niet naast de vele naambordjes kijken die aan  die de rotswanden zijn bevestigd. Erop staan de namen van dorpelingen die zijn omgekomen tijdens een bombardement op 30 juni 1944 door de Duitse luchtmacht. 

Door de neergutsende regen lijkt het ons te gevaarlijk om nog hogerop te klimmen via de natte glibberige paadjes. Het restaurantje dat daarstraks nog gesloten was, heeft gelukkig voor ons, zojuist zijn deur geopend. Voor ons twee witte wijntjes ( want de lokale rode geeft volgens de kelner alleen maar buikproblemen ). 

We hebben het toch niet zo begrepen op dat parkeren langsheen de rijweg en besluiten om een tiental km verderop te rijden naar een grotere stad, Issoire. Hier is wel een ‘Aire camping car’, weliswaar rudimentair, maar gratis ; lozen mogelijk, maar geen E en W. 

Ondertussen is het souper-tijd geworden. Marleen ontfermt zich over de H F maaltijd, parelcouscous salade met avocadodip en witte kaas.

Wanneer het rond 19.00 uur dan toch even ophoudt met regenen, trekken we nog de stad in. 

Tussen de twee toeristische hoogtepunten, de abdijkerk Saint-Austremoine en het belfort ‘ LaTour de l’Horloge ’, gebouwd in de 15 de eeuw en voorzien van een façade in Volvische steen, treffen we enkele stemmige pleintjes aan. 

Slappe benen en een snotterend hoofd, doen ons vroeg ons bed opzoeken, alwaar we nog kunnen genieten ( voor zover dat momenteel medisch gezien mogelijk is ) van een avondserenade van een merel, die nog een Franse ( ? ) duet aangaat met een streekgenoot.

Woensdag 12/06/2024

Blijkbaar zijn de twee merels gisteren avond niet tot een consensus gekomen, want de conversatie wordt bij het ochtendgloren uit volle borst verder gezet. Het territorium waarop we ons bevinden doet me vermoeden dat ze discussiëren in de taal van Molière, maar enig taalverschil met de merels uit onze contreien valt maar moeilijk waar te nemen. 

Enkele forse hamerslagen kondigen het begin van een nieuwe werkdag aan op de werf die zich vlak naast onze parking bevindt. Een nieuw schoolcomplex is hier in wording.

Niet veel later horen we de aanzet van een kakofonisch symfonisch orkest bestaande uit betonboren, drilboren en ander hoge decibels producerend werktuig.

Uw ( op dat moment nog niet schrijvend ) dienaar laat het allemaal over zich heen gaan.

Een (te) koude nacht in combinatie met koortsaanvallen bezorgden me een zo goed als slapeloze nacht. 

Een zere keel, snotterende sinussen en een kloppend hoofd in een tegenpruttelend lijf, zorgen ervoor dat mijn energiepeil het nulpunt benadert. 

Voorlopig zijn mijn enige behoeften, platte rust en koortswerende medicatie.

Mede om de rond ons dwalende demonen te verdrijven en eventuele gunsten uit hogere sferen af te dwingen gaat Marleen de abdijkerk Saint-Austremoine opzoeken. Austremoine de Clemont was de eerste bisschop van Clermont rond de 3de eeuw en evangelist in deze regio. De architectuur van dit 12 de eeuwse gebouw is typerend voor de romaanse Auvergne stijl. De abdijkerk is één van de grootste romaanse kerken in de Auvergne ( 65 m lang, 18 m onder het gewelf en 23 m onder de koepel ). Binnen zijn historische kapitelen te bewonderen alsook de zeer kleurrijke decoratie van de gewelven en het koor. De abdijkerk bevat een crypte, beschouwd als een van de mooiste van de Auvergne. In het midden ligt een sierlijk beeld van de Maagd, Onze Lieve Vrouw van het Kostbaar Bloed, een werk van Henri Charlier ( 1941 ). Het Martyrium herbergt een reliekschrijn en een vrij oud standbeeldje van Saint Austremoine.

Het belendende kerkhof is voor Marleen tevens een bron van inspiratie voor enkele mooie mystieke foto’s.

Marleens gebeden worden door Sint Austrell aanhoord en positief geëvalueerd. Want rond het middaguur doet een weliswaar povere gezondheids-opflakkering ons besluiten om de weinig fraaie en vooral lawaaierige parking waarop we staan, te verlaten, en om verder te rijden richting Spaanse grens, zonder enig dagdoel voor ogen.

De imposante brug van Milau over de Tarne, krijgen we even in ons vizier, maar er over rijden zullen we vandaag niet doen. Terug de A 75 op, zuidwaarts, tot zover de fysiek en de moraal van de dag het zullen toelaten. 

Ondertussen heeft Marleen een mooie standplaats kunnen googelen, net voorbij de brug van Milau. Sint Eulalie de Cernon is geen onbekende voor ons. Enkele jaren geleden stonden we hier gelogeerd bij een geitenboer. Nu op een betalende camperplaats. Voor 9,50 Euro gaat rond 16.00 uur de slagboom voor ons open ; alle services zijn inclusief. Een mooi verzorgde, zeer rustige standplaats. Zo te zien, is dit afgelegen plekje blijkbaar andere camperaars ook niet ontgaan.

Na installatie van de camper, is onze spreekwoordelijke pijp uit. Ons bedje en een Dafalgan zijn het enige dat ons momenteel kan bekoren. 

Zelfs aan avondeten heeft geen van ons beide behoefte.

Donderdag 13/06/2024

Gelukkig heb ik een iets betere nacht achter de rug dan de vorige, hoewel ik mijn warme bedje voorlopig nog niet kan missen. 

Ik kan weer maar eens rekenen op mijn sterke eega die het zelfs ziet zitten om een bakker in het dorpje op de zoeken. Voor een verse baguette en een croissant verlaat ik toch even mijn bedstede. Echter niet voor lang. 

Moe gelegen, een vers dafalganneke en een beetje peptalk doen ons besluiten om na de middag toch even het stadje in te trekken. Dit middeleeuwse stadje ( nu ongeveer 200 inwoners ) was de commanderij van de tempeliers, waaronder ook de buurgemeenten La Cavalerie en La Couvertoirade vielen. De meeste stadswallen, torens en poorten zijn authentiek. De romaanse kerk met boven het portaal een marmeren beeld van de H. Maagd ziet uit op een charmant plein met fontein. In de vroegere commanderij kan je beleven hoe het leven van een monnikssoldaat er indertijd moet hebben uitgezien. De Orde van de Tempeliers of Tempelorde ( Orde van de Arme Ridders van Christus en de Tempel van Salomo ) was een christelijke Kruisriddersorde die ten tijde van de kruistochten als een klein onderdeel van de kruisvaarderslegers, een Heilige Oorlog tegen de moslims voerde in het Heilig Lang. Ze waren zowel monastiek als militair actief. Het broederschap legde in 1118 de klassieke monastieke beloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af ten overstaan van de patriarch van Jeruzalem. Abt Bernard van Clairvaux was nauw betrokken bij de oprichting van de orde. De Orde bleef bijna 200 jaar bestaan. Omdat ze te machtig en te rijk werden, werden ze in 1307 veroordeeld als ketters door koning Filips IV van Frankrijk. Na de opheffing van de Orde van de Tempeliers, werden veel leden en bezittingen opgenomen door de Hospitaalridders (Johannieters). Deze orde werd opgericht in 1113 en ook erkend door de paus. Hun officiële doel was het helpen van armen en zieken, maar sinds 1136 gingen ze zich ook meer richten op de strijd tegen de moslims. De Tempeliers en de Johannieters werden de twee belangrijkste ridderorden in het Heilige Land.

De korte wandeling doorheen het authentieke stadje heeft ons fysiek en mentaal deugd gedaan, maar de koffiepauze op het centrale plein doet dat nog zoveel meer. 

We staan voor een keuze : ofwel vertrekken we met de camper vóór 15.00 uur, zo niet moeten we een extra dag bijbetalen. 

De aantrekkingskracht van ‘La Couvertoirade’, een tempelierstadje dat ongeveer 25 km verder gelegen is, is ons te sterk. Een half uurtje rijden, dat zal wel lukken.

Eerst hier nog alle camperservices doorlopen, want volgens onze gegevens zullen we straks op een parking toekomen zonder voorzieningen. 

Toegekomen op de parking van La Couvertoirade, hebben nog een ruime keuze om ons te zetten, in een zeer rustige omgeving, met ruime plaatsen.

Minder dan 10 minuten moeten we stappen om het omwalde middeleeuwse stadje binnen te treden via de toegangspoort aan de noordkant.  

La Couvertoirade ligt in het hart van het plateau van Larzac en behoorde vroeger toe aan de commanderij van Sainte-Eulalie. De ommuring, die bijna volledig intact is gebleven, werd gebouwd door de johannieterorde in 1439 ter bescherming van de stad. In dit piepkleine dorp staan nog mooie huizen met prachtige deuren die extra bijdragen tot de charme van een tijdloze wandeling. De hogergelegen weerkerk (14 de eeuw) biedt een mooi uitzicht op het dorp. Op het ommuurde kerkhof staan afgietsels van schijfvormige grafzuilen. De meeste huizen in de ‘Rue Droite’ worden tegenwoordig bewoond door ambachtslui ( email, aardewerk, glaswerk, zeepproductie, beeldhouwwerk ) en zijn typisch voor de bouwstijl van de Causses. De buitentrappen leiden via een balkon naar de woonvertrekken. Onder de gewelven op de benedenverdieping bevond zich de schaapskooi. 

Dit stadje is zeker een omweg waard, alsook de 5,- Euro parkinggeld dat men vraagt als steun voor het onderhoud van de site. 

Op de terugweg naar de camper worden we nog in een ambachtswinkeltje binnen getrokken door de lekkere geur van vers gemaakte gekarameliseerde noten. En aan de aanblik van de ‘Gateaux à la Broche’ kunnen we ook niet weerstaan.  Jammer dat de horeca zaak niet open is. In deze periode van het jaar is ze enkel ’s middags open. In juli en augustus ook ’s avonds.

Vrijdag 14/06/2024

Hopelijk is het dagticket dat we gisteren kochten vandaag nog geldig ; anders hebben we een klein probleem om de parking te verlaten.

De slagboom gaat wel degelijk open bij het insteken van ons ticket. Dat valt mee. 

Een redelijk goede nachtrust heeft er voor gezorgd dan ons beider energiepeil terug tot een aanvaardbare hoogte is gestegen. 

Zullen we vandaag een poging ondernemen om de Frans-Spaanse grens te overschrijden ?

Na 215 km en drie uur rijden, kunnen we (aan een iets gunstigere prijs) tanken op Spaanse bodem aan het Cepsa station in La Jonquera.

Misschien is het ook een goed(koop) idee om in dit grensstadje wat inkopen te doen in de Escudero supermarkt.

Bij het binnengaan van de winkel lopen we tussen rijen en stapels van alcoholische dranken van alle denkbare merken die de voorbijgangers trachten te verleiden door een gunstige en attractieve (?) prijssetting. 

Om de verse groenten en fruit te vinden die wij nodig hebben, moeten we iets meer moeite doen. Toch gevonden.

Tijdens onze siësta in de camper wordt het idee overwogen om toch even langs te gaan bij Wies en Claire in het naburige L’Escala. Om die mensen niet nodeloos in contact te brengen met onze ziektekiemen zullen we met hen buitenshuis afspreken. 

Rond 15.00 uur arriveren we in camping LACUS, gelegen aan een binnenmeertje in het centrum van L’Escala. De prijs van 28,- Euro hebben we danken aan de vriendelijke zwarte man die ons in de receptie ontvangt en ons een plaats toewijst. Bij de betaling later, zal blijken dat de kostprijs voor onze plaats eigenlijk 32,- Euro bedraagt. Door de assertieve aanpak van Marleen hebben we onze plaats toch aan de laagste prijs gekregen. Alle camperdiensten zijn inclusief. De elekriciteit aankoppeling die aanvankelijk niet werkt, wordt snel in orde gebracht. 

Onze campingburen, Patrick en zijn vrouw, wonend in Ninove, zijn al vele jaren vaste gasten op de camping. Hun caravan blijft hier gans het jaar door staan. Patrick is trouwens afkomstig uit Herzele. Hoe klein is de wereld !

Na telefonisch contact wordt met Wies en Karel afgesproken dat zij tegen 18.00 uur naar de ingang van de camping komen. Samen zullen we uitkijken om ergens iets te eten. 

We wandelen alvast langsheen de dijk in de richting van het oude deel van L’Escala. 

Op het terras van restaurant La Caravel-la, wordt de aperitief gevolgd door lekkere tapa’s.

Ondertussen hebben Claire en Luc ons vervoegd. 

Bij de debriefing in het stamcafé van onze Vlaamse vrienden, de de Carpe Diem, kunnen Marleen en ik moeilijk weerstaan aan het overtuigende verzoek om de volgende dag te komen middag eten in de Carrer Puig.

Zaterdag 15/06/2024

Voormiddag : eerst verkenning van de uitgestrekte camping. Achteraan tentenkampen voor jeugd.

Nadien wandeling naar de jachthaven van L’Escala. 

Om 12.00 uur vertrek naar Wies en Claire. 

Middageten : steak met frietjes en frisse groentjes.

Rond 15.00 vertrekken we richting zuidwaarts. Liefst zouden we stoppen voorbij Barcelona. 

Na een 300 km rijden houden we halt in de stad Amposta. We kunnen hier (gratis) overnachten op een grote parking aan de rand van de stad, tussen enkele schoolgebouwen. Geen services uiteraard. 

Avondwandeling naar het centrum van Amposta. Deze 20.000 inwoners tellende stad is de hoofdstad van de comarca Montsia. Ze ligt aan de Ebro, op de rand van de vruchtbare vlakte van de Ebrodelta. Het vlakbij gelegen Ebro Delta Nature Reservaat is één van de belangrijkste ‘wetlands’ van de Middellandse Zee. De delta wordt gevormd door een serie kanalen, meren en zandgronden die grote getallen van vogels aantrekken. Het is hier ook een ideale plaats om rijst te telen. 

In de stad zelf zijn de hangbrug over de Ebro en de ruïnes van het kasteel het bekijken waard.

De hangbrug, gebouwd in 1915 is één van de belangrijkst architecturale symbolen van Amposta en van de Ebro-delta. Omdat het een belangrijke verbindingsweg was tussen Barcelona en Valencia werd de brug vernietigd door de Nazi’s. Maar gelukkig nadien terug heropgebouwd .

De site van het kasteel van Amposta is interessant. Men kan hier de gerestaureerde ruïnes bewonderen van een fortificatie uit de middeleeuwen (10 de eeuw).

Onze honger stillen we op een terras van de ‘Mercat Municipal’, gelegen aan een plein met veel leven en sfeer. 

Zondag 16/06/2024

Ochtendwandeling om wat zuurstof op te doen na een zwoele ( tgv temperatuur ! ) nacht. Broodje gekocht bij de bakker.

Vertrek rond 9.00 uur. 

Tankbeurt in ‘ La Plana ‘ nabij Castellon.

Aankomst Lo Crispin om 14.00 uur. Traditiegetrouw is ons eerste aperitiefje een verfrissende ging-tonic in La Taberna

Reactie plaatsen

Reacties

Lieve De Middeleer
een jaar geleden

Diagonaal gelezen door een altijdthuisblijver. Mooie trip in leuke vertelling gegoten! We wachten nu op de rest. Hoe worden dagen gevuld in het met overvloed van zon overgoten Spanje? Een blog realiseren : check... En dan... grtjes

Midweek Jávea en omgeving

 

 

Dinsdag 2/7/2024

Vertrek rond 10.00 uur 

Aankomst Jávea 12.20 na ongeveer 150 km rijden. 

Jávea is een geliefde badplaats en overwinteraars komen er graag. Er wonen ongeveer 30.000 inwoners waarvan de helft buitenlanders. De kust is een 20 km lang met een afwisseling van stranden en baaien. Meestal kiezelstranden. Playa del Arenal is een bekend zandstrand. Er is zowel een jachthaven als een vissershaven. De noordelijk gelegen berg Montgo zorgt ervoor dat koude wind en slecht weer Javea moeilijk kunnen bereiken, waardoor er een microklimaat ontstaat. 

De eerste parking die we aandoen wordt afgekeurd wegens te dicht tegen de drukke weg. 

Per toeval vinden we tijdens onze fietstocht richting zee een andere parking waarop enkele campers staan geparkeerd. Rustig, vlakke ondergrond, geen voorzieningen wegens gewone parking. 

Met fiets naar de kust ( 10 minuten ) op zoek naar de tourist info, die we vinden op de dijk nabij de jachthaven.

Middagmaal in restaurant ‘Posit’ , gelegen op dijk naast de tourist info. Paellaschotel.

Met fiets naar de zuidelijke miradores van Javea. 

 

Cap de Sant Marti. 

Cap de la Nou ( 122 m hoog ). 

Creu Portitxol ( 87 m hoog ) met eiland  Portitxol. 

Cap La Falzia. 

Cap Negre ; deze kaap is het dichtst bij Ibiza gelegen, dat op klare dagen vanaf hier zichtbaar is. Omdat deze kaap een referentiepunt is voor de scheepvaart werd hier in 1914 een vuurtoren gebouwd. 

Steeds prachtige vergezichten over de zee, over Javea en de verschillende baaitjes met helder appelblauwzeegroen water.

Zonder elektrische fietsen is deze tocht moeilijk te doen wegens de soms wel heel steile klimmetjes. Links en rechts van ons kijken we op paleizen van villa’s om ter grootst, om ter hoogst met om ter mooist panoramisch uitzicht.

Wegens tijdsgebrek en beginnende vermoeidheid zullen we voor een bezoek aan Castell de la Granadella, gelegen op het meest zuidelijke rotspunt van Javea, een andere keer eens moeten terugkomen. Hier zijn ruïnes te vinden van een 19de eeuwse fort ( kustbatterij ) dat werd opgetrokken ter verdediging van de kusten van het koninkrijk Valencia. De overblijfselen vertoeven in slechte staat. 

Woensdag 3/7/2024

Vandaag op verkenning van de noordkant van Javea. 

Vanaf de jachthaven een steile klim (10 %) doorheen een prachtige urbanisatie waarvan de villa’s als het ware boven mekaar zijn gestapeld. Vermoedelijk is de lokale leuze hier : ‘Mijn uitzicht is toch beter dan het uwe’. 

Boven rijden we op de Carretera Cap de Sant Antoni op een hoogvlakte te midden van pijnbomen en struiken. 

We fietsen tot aan de vuurtoren van Cap de Sant Antoni. (167 m hoogte).

Vanaf hier tot in Denia is er voor de kust een beschermd zee-reservaat waar er niet mag gevist, gevaren en gedoken worden. 

Een korte wandeling rondom de vuurtoren, die nog in werking is, met panorama over Javea en de jachthaven. 

We fietsen terug doorheen het Parc Natural de Montgo richting de berg Montgo. 

Stop aan Santuari Mare de Deu des Angels ( moeder van Gods Engelen ). Het kleine heiligdom maakt deel uit van het Monasterium van ‘Los Jeronimos’. (14de eeuw). Het gebouw werd gerestaureerd in 1960. De huidige kapel was origineel de kapel van het oude Monasterium in 1374. Het canvas in de kapel werd een tijd lang verstopt in een holle boomstronk ter bescherming tegen piraten. Bij toeval vond een jager het terug in 1918. Jammer genoeg kunnen we enkel de binnentuin betreden. De kapel zelf is gesloten. Voor 50 cent kunnen we wel een (elektrisch) kaarsje aansteken. 

In restaurant ‘Amanecer’ (ochtendgloren) is er voorlopig weinig bedrijvigheid wanneer wij er even stoppen voor een verfrissend drankje. Misschien wel een goede lokatie om iets te eten als we straks hier terug passeren ?

Eerst onze fietstocht verderzetten richting de Montgo. 

Volgens het plannetje dat we ter beschikking hebben, kunnen we het Creu de Montgo al wandelend bereiken in 20 minuten. 

We parkeren onze fietsen, die goed worden vergrendeld, en gaan het stijgende wandelpad op. 

Geen kruis te zien na 20 minuten. Dus klimmen we verder. Tot we na een tweetal uur klauteren in een verzengende hitte, zonder enige schaduw, de top van de Montgo bereiken op een hoogte van 753 m. Vanaf hier lijkt gans Spanje ( of toch een stukje ervan ) aan onze voeten te liggen. Ondanks het feit dat we noch water noch eten mee hebben (een onvergeeflijke fout voor (blijkbaar toch niet zo) ervaren wandelaars) willen we met dit prachtig uitzicht toch even op adem komen en uiteraard wat foto’s schieten. 

Gelukkig vraagt het afdalen minder energie en tijd dan het klimmen.

Scheel van de dorst en uitgehongerd stellen we al onze hoop op restaurant Amanacer om terug op krachten te komen. Om aldaar aangekomen te horen dat de keuken zonet is afgesloten. Iets drinken kan nog net. 

Even opfrissen in de camper dan maar. En een plaatsje reserveren in ‘Posit’, het restaurant op de dijk waar we gisteren zo goed ontvangen werden. Eten kan pas vanaf 19.00 uur. Zodoende hebben we nog tijd om de boulevard nog eens af te fietsen en ons alvast te voorzien van een welverdiende aperitief in coctailbar ‘La Esquina’. 

Donderdag 4/7/2024

We hadden ze gisteren opgemerkt, de tentjes en standjes die opgesteld staan in een naburige straat. 

Maar wat we niet wisten is dat die moesten dienen voor een nachtelijk party die moet plaats vinden juist tijdens die ene keer dat wij in Javea op bezoek zijn. Gans de nacht moesten we boenke-boenke-muziek aanhoren. Tot ’s morgens vroeg. Dus beiden zo goed als niet geslapen op de plek die zich gisteren bij aankomst zo rustig aankondigde.

We houden het hier voor bekeken. 

Ons (eerste) doel voor vandaag : De ‘Cañon del Mascarat’, gelegen nabij Altea. Een klein uurtje rijden. 

Om de kloof te bereiken duiken we vanaf de kustweg 332 naar beneden richting Pueblo Mascarat. We parkeren de camper in een urbanisatie. Slechts 5 minuten stappen tot het beginpunt van de wandeling. De 4 km lange wandeling loopt doorheen de indrukwekkende Straat van Mascarat en komt uit op een adembenemend uitzichtpunt op de kliffen van Morro de Toix. 

De aanzet is inderdaad indrukwekkend. We zien de oude brug van de 332 en de nieuwe betonnen brug en daarachter de spoorwegbrug. De bruggen verbinden rotswanden van bijna 100 m hoogte die op sommige plaatsen slechts enkele tientallen cm van mekaar verwijderd zijn. 

Echter na een 500 m stappen tussen de rotsblokken en de weelderig bloeiende oleanders staan we voor een ijzeren hek dat de kloof volledig afsluit. Blijkbaar zijn er werken aan de gang op de brug en in de tunnels boven ons waardoor er gevaar is voor vallende brokstukken. De op papier zo mooie wandeling is door onvoorziene omstandigheden wat korter dan voorzien. We zullen niet in de voetsporen kunnen treden van ‘El Mascarat’, een bandiet die in vroegere tijden, toen er nog geen bruggen en tunnels waren, de mensen overviel die doorheen de nauwe straat moesten passeren om van het ene plateau naar het andere te gaan. 

We trekken dan maar het binnenland in, naar Callosa d’en Sarria, meer bepaald naar camping ‘Fuentes del Algar’. 15 km rijden, een klein half uurtje. 

We hadden beter een ander tijdstip gekozen om te passeren aan de ingang van de bronnen van de Algar. Het is er op dit middaguur een drukte van jewelste. We moeten rijden tussen drommen mensen. De breedte van de straat laat het passeren van voertuigen, zeker campers, in feite niet toe. Maar ja. Je staat daar dan met dat gevaarte en (lompe) tegenliggers die niet willen wijken. 

Jammer genoeg heb ik met de bovenkant van ons woonwagentje een uitstekende betonstructuur van een huis getoucheerd. Gelukkig zonder veel erg. Wel wat ( mentale ) pijnlijke  schrammen.

Voor 30 Euro mogen we gebruik maken van alle diensten op de camping, inclusief de zwembadaccommodatie. Een speedboot als buur is de verrassing van de dag. 

In de namiddag even relaxen en recupereren van de onvoldoende nachtrust en de emotionele moeilijke passage aan de ‘bronnen’ ingang.

 Rond 18.00 uur voelen we ons psychisch en fysiek weer sterk genoeg om kennis te gaan maken met de ‘Fonts del Algar’. Het is een toevluchtsoord voor jong en oud, voor iedereen die wat koelte wil opzoeken tussen de natuurlijke begroeiing in de schaduw van de hoge rotsen

 Rond 18.00 uur voelen we ons psychisch en fysiek weer sterk genoeg om kennis te gaan maken met de ‘Fonts del Algar’. Het is een toevluchtsoord voor jong en oud, voor iedereen die wat koelte wil opzoeken tussen de natuurlijke begroeiing in de schaduw van de hoge rotsen.

 

Voor 4 Euro pp ( jubilados ) mogen we binnentreden in het afgebakende gebied dat bestaat uit een opeenvolging van watervallen en natuurlijke vijvers waarin naar hartelust kan gezwommen worden. Je kan erlangs wandelen over een afstand van enkele km. 

De waterpartijen worden gevoed door water afkomstig uit de omliggende kalksteenrotsen die het regenwater ( dat vooral in de wintermaanden valt ) tijdelijk ophouden als een spons. De vele beekjes en kanaaltjes vormen samen de Algar. Algar betekent grot in het Arabisch. De naam verwijst naar de holten in de rotsen die door het water gevormd zijn. 

Rond 1900 werd een deel van het water van de Algar gekanaliseerd en gebruikt voor de eerste hydro-elektrische kracht centrale in de regio. Enkel ’s nachts werd er elektriciteit opgewekt, vooral voor verlichting van de steden. Overdag gaf men de voorkeur aan irrigatie. 

Persoonlijk vind ik het kraakheldere water wat frisjes (temperatuur is winter en zomer rond 18 graden), maar Marleen kan enige afkoeling wel appreciëren. 

Avondeten in het verzorgde restaurant van de camping. Hopelijk geen disco-feestjes in de buurt vannacht !

Reactie plaatsen

Reacties

Jo lauwaer
2 maanden geleden

Zo te zien hebben jullie ervan genoten. Bravo! Groeten vanuit Götenborg Edwige en Jo

© 2024 - 2025 Altijd weg, nooit niet thuis
Powered by JouwWeb